I.A fdeel.worden, in ’t eerft hairig zynde en naar ’t end
L H^Fo-toe verbreedende, gelyic in de Herten.; o f hol
als Scheeden, by hunnen Wortel dikft, gelyk
in de Koeijen, Geiten, Schaapen. De Tanden,
_ die voornaamclyk dienen tot de Spyzen, zyn
/»r«icr«drie6rley: Voorlanden * , dikwils platagtig als
Snytanden, om uit te rukken, te knaagen en
t Laniarii af te fnyden: Honds- o f Scheurtanden f , die langer
zyn en kegel vormig, om te verfchcuren:
§ Mdarts Maaltanden of Kiezen § , die breeder zyn,
om te vernaaien. De Dieren, die van Kruiden
en Vrugten leeven, hebben deeze laatften ftom-
• Pc r ’ die Vleefch eeten fcherper : de Mieren-
Eeters zyn geheel tandeloos.
De Staart. Tot befchutzel dient de Staart, welke de
Schaamdeelen bedekt. Weinigen hebben ’er
geene, gelyk de Menfchen en fommige Aapen -
hy is in eenigen Dieren kort, en niet langer dan
de Dyën, by voorbeeld in deHaazen, Mollen,
Egels; in veelen lang en zelfs langer dan de
Pooten, gelyk in de Honden, Katten, enz.
Sommigen hebben een naakten Staart, gelyk de
Rotten en Muizen; in anderen is hy met lan
geHairen bekleed, gelyk in de Paarden; in ee-
mgen met een Kwaft aan ’tend, gelyk inden
Mannetjes-Leeuw en de Egyptifche Rot o f
Hanig aan twee zyden, gelyk in den Inkhoorn
en Mieren-Eeter ; in eenige Dieren is hy g”
fchubd en dient om iets aan te vatten o f tot
andere gebruiken, gelyk in den Bever, het Stekel
Varken, enz.
De