I. Afdeel. Donsvezeltje open is » wordt de Chyl ingehaald'
ÏI.Hqofö met eene kragt, welke met die der Hairbuisjes
stuk. kan vergeleeken worden ( * ) , en wordt ontvangen
in de holte van ’t verflapte Vezeltje, wanneer
de Darm zelf flap is; doch door de Samen-
j Motus trekking, die, uit de.beurtlingfe beweeging j- der
fus'^a *>m Darmen, op derzelver flapheid volgt, wordt
het rond uitgezet Bolletje gedrukt, en ’t Vogt
daar uitgeperft in een Buisje, ’t welk zigin den
tweeden Celluleufen Rok begint te vertoonen
en verder naar buiten doorgaande een Chyl- o f
§ v « Lac- Melkvaatje § wordt. Deeze Vaatjes, die men
van den eerften Rang heet, planten zig in de
Klieren van het Darmfcheil, waar uit weder
anderen en anderen voortkomen, die, dus, een
Chyl voeren, met de Waterige Vogten uit alle
deelen des Lighaams gemengd en verdund, tot
dat uit de middelfle Klieren eenige Chylvaten
in de Lenden opwaarts gaan en hun Vogt
* Recept*■ uitftorten in de zogenaamde Chylbak * , dieeg-
cuUm Cbj/lt ter jn veeie Dieren kenbaarder is dan in den
Menfch. Dit heeft men met hun gemeen, dat
de Chyl of ’t Voedend Sap, verder, met een
taamelyk lange Buis, langs de Ruggegraat heen ,
opwaards gevoerd wordt, tot aan het bovenfte
van
(*) Ik begryp dat de Heer Ha l u r , in zyn Elem.
Tbyfiol. hier mede zeggen wil , dat deeze Buisagtlge
Vezeltjes op gelyke manier als de Hairbuisjes, daar ’c
Vogt van zelf tot zekere hoogte in opklimt, de Chyl inzuigen;
doch gelyk de Heer Haller elders erkent, dat
deeze Vezeltjes zeer aandoenlyk (irritaliles) zyn , zo
komt my de Manier waarfchynlyker voor, op welke ik
deeze
V A N D E N M E N S C II. 2 6 3
van de Borft, daar zy zig, op een zeer konftige wy- r> Afdf.hu
z e , gemeenlyk in de Onderfleutelbeenfche A- ii. Hoofd*
der, ontlaftj.cn das de Chyl in het Bloed brengt.SÏÜK*
Deeze Buis, genaamd de Borfibuis f , heeft meer i Du flus
Klapvliezen, die het Vogt beletten terug te
keeren, in den Menfch, daar dezelven om zyn
opgeregt Lighaam zeer noodig waren, dan in
de Dieren, doch minder Klapvliezen dan de Chylvaten.
W y gaan nu over, om de Werktuigen te be- Re ïnge-
J 0 T . wanden der
fchouwen, die het Bloed door ’t Lighaam voe- Borft.
ren, en dus dien Omloop, de Circulatie genaamd,
zo hoognoodig en byna onaffeheidelyk van het
Leven in alle Dieren, aan den gang houden;
Dit gefchiedt door de Ingewanden van de Borft,
een holligheid des Lighaams, van Klokswyze gedaante,
rondom door de Ribben bepaald en van
onderen door ’t Middelrift digt gefiooten. Voor
?t overige is de geheele Holligheid, even als de
Buik , . met een Vlies omkleed , genaamd het
Borft-Vlies, dat in ’t midden van de Borft een
Middelfchot uitmaakt, ’t welk de Holligheid
op en nederwaards in tweeën fcheidt. De voor-
naamfte Ingewanden, daarin vervat, zyn de
Longen en het Hart.
Het Hart, tuffehen de verdubbeling van dit Het Hart*
Midr
deeze Werking door den Heer A lbinus , te Leiden, Jn
.zyn Collegium Pl/yjielogicum, heb zien en hooren ver-
klaaren; naamelyk door eene bëurtlingfe famentrekking
en verwyding van deeze Mondjes; gelyk zyn Ed. dit in
Let endje des Navelftrengs van ’t Jong der Sepia ofZee-
Kat, dat los in het Vogt dreef, waargenomen hadt.
I £. D eel. i Stuk. R 4 •