Inleiding, tuigen van de overkleine Waicr-Schepzeltjes,
federt eenige jaaren door ’t Mikroskoop ontdekt.
Behendig- Men ftaat van verwondering opgetoogen,
heid van
den Spin- wanneer men de Webbe befchouwt van een
nek°p. Spinnekop, zo konftiggewerkt, en het overleg,
’t welk dit Infekt heeft, om zig te houden in
het middelpunt van zyn Werk, ten einde de
beweeging te voelen van het kleinfte Vliegje •
dat zig in zyn Net komt te verwarren. De
Spinnekop gaat van den eenen Muur naar den
anderen over, zonder eenig ander fteunzel dan
zyn Draad. Hy heeft geen Wieken noodig om
zig tot aan den top der hoogfte Toorens op te
yoeren. Hoe veel Draadcn zyn ’er wel in dat
Spinrag, ’t welk de Velden in ’t Voorjaar overdekt?
Welk eene wonderbaare Konft in de fa-
menweeving en ondereendraaijing van elk een
deezer Draaden ? Men, verwondert zig , hoe
groote Vliegen door den Spinnekop worden gevangen
en vermeefterd: doch hy valt, op zyn
beurt, in de klaauwenvan een lange dunne Wesp,
genaamd de Spinnedooder , die hem in een
• oogenblik dood fteckt.
De K ak- De Kakkerlak der Weft-Indiën vreet de Schoeerlak’
nen, Kleederen, Vleefch en vooral het Brood, en
zy wordt zelf door een lbort van Mieren vernield.
D e Z y Indien men, gelyk M a l p i c h iu s , een Zy-
X°crm’Luis' WOrm gaat ontleeden, men zal een der konftig-
fte Werkftukken zien van de Natuur. Het Lig-
haam openende van een Luis, zal men nog meer
over het konftig famenftel verwonderd ftaan.
Men
Men leeze de Memoriën van den Heer de R e a u - Inleiding.
iviUR; het Werk van Mr. F r is c h over decze
kleine Diertjes en de Optelling van de genen,
welken de vermaarde L innalus , geduurende den
tyd van zeftien Jaaren, in Swceden verzameld
heeft, en in zyne Fauna Suecica befchrceven.
Decze Boeken openen een wyd Veld voor de
befpiegeling der genen, die vermaak hebben in
nieuwe Ontdekkingen na te fpooren.
• Doen fommige Dieren ons verbaasd ftaan door l>wbaa.
hunne grootte, gelyk de Olyphant onder de kleinheid
Viervoetige en de Walvifch, die een Monfter
is onder de Zee-Schepzelen; niet minder, ja
ongelyk meer, wordt een Onderzoeker der Natuur
met verwondering vprvuld, wanneer hy de
ongemeene kleinheid van fommige Diertjes nagaat.
Dat groot getal van Myten, voor ’t bloo-
te Oog byna onzigtbaar, die in een klein brokje
rottige Kaas huisveften , komt in geen verge-
lyking by de Diertjes, van gedaante als Weegluizen,
die .voor eenige Jaaren op de Schors van
een Eflcheboom gevonden en hoogrood waren van
koleur; waar van ’er over de twintigduizend
noodig geagt werden om een plekje van een
Duim in ’t vierkant te bedekken (*). Nog komen
deeze in kleinheid veel te kort , by die
Diertjes, zevenentwintig millioen-maal kleinder
dan een M y t , welken de Heer.MAEEziEU
door
(*) Baker. Nuttig Gebruik yan 't Mikrtskeop, Aiuft.
1756. bl. 383.
1. Deel, I Stuk* B 3