I. Afdeel, de Staart is langer dan het L y f en de Kop te
X- riool'o- linnen 5 de Hals vry kort. Aan de Voorpooten
heeft hy twee Klaauwen, waar van de uitwaard-
fe zeer groot is. De Snoet is kort, doch de
gaapiDg van den Bek wyder dan in de anderen :
de Ooren zyn klein; de Oogen taamelyk groot.
.t Geheele L y f is uit den witten geel met grys
daar onder gemengd; digt bezet met Hair, op
5t gevoel zo zagt als Zyde, Hy woont in
Guajana.
_ d 1- . (2) Mieren-Eeter met drie Fin pers aan de Voor-
Jr'daayLi, c 1 . °
Drie-Vin-- pooten, vyf aan de Agterpooteiu
°^. Deeze wordt van gtUUlv IU1 de Brafiliaanen Tamandua
ge. Gtiacu geheeten; van de Guajaners Ouariri, in
’t algemeen gr00te Mieren-Eeter: de Heer Brisson
noemt hem FourmiJ/er Tamanair. Hy is ,
zegt h y , de grootfte Soort van dit Gellagt,
hebbende, van ’t end van den Snoet tot aan het
uïterfte van de Staart, de laagte van zes en een
Kalven V o e t : naamelyk den Kop van veertien
Duimen; den Hals van vier Duimen, en het Lyf,
zo wel als de Staart, elk van twee Voeten zes
Duimen. Zo dat .hy, wat het L y f belangt,
de grootte van een Jagthond heeft, doch hy
Laat veel laager op zyn Pooten; wantdeAgter-
beenen zyn maar een Voet lang en de Voorbee.
pen een weinig langer. Aan deeze zyn vier,
aan de anderen v y f Vingeren o f Klaauwen, alte-
'D ) Tamandua ^uacu.
I. p 60. Tab. XXXVII.
O,t«dr. 241.
maal
Marcgu. Vras. 224. Seb. Mus.
Fig. 2. 8c Tab. XL. Fig.i. Raj.
v a n -de M i e r en -Ee t srs . 489
maal gewapend met fterke Nagelen. Die in I. Afdeel.
het midden der Voorpooten zy „ de langden X. Hoorn-
De Snoet is zeer lang, de gaaprng van den Bek
zeer klein: de Ooren zyn kort en rond, de
Oogen klein. De Staart van dit Dier is met
zeer lange Hairen bezet en breed, zodanig dat
dezelve, wanneer hy ze o verend Leekt, hem
voor de Zonnefchyn befchaduwt. Al zyneHai-
ren, dat zeer zeldzaam voorkomt, zyn plat en
langer aan L agtcrLe dan aan ’t voorLe van
zyn Lyf , Laande die aan den Hals en den Kop
voorwaards gekeerd. Zy zyn alle wit en zwart
bont, doch de agterlykLe zwartL. Een breede
zwarte Lreep, loopende dwars over de BorL ,
en langs de Zyden opwaards, eindigt verfmal-
lende op de Rug, omtrent in ’t midden der laagte
van het Dier. De Agterpooten zyn zwart,
de Voorpooten wi t , met een zwarte plek digt
aan den Voet. Het heeft twee Uijers aan de
BorL en zes aan den Buik: ’t loopt langzaam
en klimt ook in de Boomen, De Woonplaats
is aan de Kaap de Goede Hoop, in Guajana en
Brafil. . '
: Aangaande de Afbeeldingen van dit Dier zegt
de Heer Brisson, dat die van Johnston en
JVIarcgravius goed zyn , doch die van Klein
gebrekkelyk1, daar in, dat de Hals en Kop veel
te laiw zyn afgebeeld en de Snoet wanfehapen.
K l e in , zegt h y , heeft deeze. Soort verward
.met die, waar van Seba oP Pla a t X X X X „
kW t J de Afbeelding geeft, onder den naam
5 * uh ? van i .Deei. i Stuk. n n 5
1
aipl
Mi
mm
■ SI
iM I
‘fnÊM