I . A f d e e l , ken in Water, o f ook door Blaartrekkende Mid-
II. Hoofd-delen , van de Huid zo dikwils afgefcheiden
stuk. wordt, legt over deeze Slymagtige Stoffe heen,
en bekleedt tevens de toppen der gemelde T e peltjes.
Zy is als uit verfcheide Schubbetjes
■ famengefteld, die over elkander leggen, en flyt
geduurig af, groeijende aanftonds weder aan; ja
zo veel meer, als de afflyting grooter is. Het
Eelt, dat aan de Handen en Voeten groeit en
■ enkel uit eene verdikking van de Opperhuid bc-
ftaat, geeft hier een klaar bewys van.
Dit Bekleedzel ftrekt zig verder uit dan de
Huid. Het dringt in Openingen die met geen
Huid overtoogen zyn, en maakt daar ook, gelyk
op de Lippen, een rok die de Gevoeltepeltjes
dekt en befchut. De Opperhuid heeft haar kleur
van ’t onderleggende N e t , en is daarom in de
Europeaanen blank, in deMooren zwart, hoewel
die zwartheid haar niet eigen fchynt te zyn.
Z y bekleedt de Holletjes waar in de Hairtjeszyn
geworteld, en de Hairtjes zelf, ja de Nagelen, die
egter veel in maakzel en zelfilandigheid van de
Opperhuid verfchillen, worden door weeking met
dezelve afgefcheiden. Op die wyze is ’t doenlyk,
de geheele Opperhuid der Hand o f Voet van
een Lyk af te ftroopen, zo dat zy z ig , gedroogd
zynde, als een Handfchoen of Sok vertoont.
Het Vet- Onder de Huid legt een ander algemeen Bevlies,
+ Membra-'kleedzel, dat men het Vetvlies f noemt, beftaande
n*.Adipoj'a uit een dun famenweefzel van Vliesagtige Ve-
zelen, die een menigte van Hokjes of Celletjes
•• y ' 1 maamaaken,
welke zig ongemeen kunnen uitzet-1. Afdeel.
ten, door Lugt, Water of door V e t , dat de II.Hoofd- ,
natuurlyke Stof is , die daar in opgegaard wordt. STÜK*
Van de meer o f minder opvulling van dit Vlies
met Vetagtige Stoffe, hangt de verfchillende
Vetheid en ook veelal de Dikte der Men-
fchen af. Het legt niet alleen over de Spieren
heen, maar vervult derzelver tuffchenruimten,
en zelfs die der Spiervezelen; zodanig dat men
twyfelt, o f ’er wel één zulk Vezeltje z y , dat
niet zynen Vetrok heeft. Het dient, in ’t algemeen,
tot befchuttiog van het Lighaam tegen de
Koüde, tegen het ftooten van harde Lighaamen,
tegen zwaare drukking en peiling : het geeft be-
weeglykheid aan de Spieren en maaktze buigzaam;
doch al te veel met Vet opgevuld zynde, veroorzaakt
het een logheid en traagheid, diefteeds
toeneemt en dikwils onoverwinnelyk wordt.
Van de Ouden zyn nog twee gemeene Be- Het
kleedzelen opgeteld geweeft, naamelvk het oieercfl‘ ea
, J Spiereu-
Vkefchvlies, ’t welk in veele Viervoetige Die- vues.
ren plaats heeft, gelyk men ziet aan de Koei- * Mtm-.
jen en Offen , die door'middel van ’t zelve de Carnof*
Huid beweegen om de Vliegen daar af te jaagen:
doch dit is in den Menfche niet te vinden,
dan miffchien aan en omtrent het Aangezigt.
Het zo genaamde Spierenvlies § , ’t welk dezel- § Musc»U*
ven in ’t algemeen bedekken zou, zyn maar byzondere
Uitfpanzels van dat Vlies, waar mede •' "**
de Spieren zyn overtoogen , of de Peesagtige
Uitbreidingen van eenige anderen.
1. Dfifij.. x Stuk. Q 2 D e