t Afdeel. naamelyk in den Oogappel, die zigin een fterk
II.'Hoofd- Licht famentrekt en wyder maakt in de Don-
ffruK. kerheid of Schemering (*).
Waarom Loe zal men begrypen, dat wy met twee
■ wymet Oogen niet dubbeld zien ? Dit is een oude
tweeOogenTT • r .
«iet dub- Vraag, welke fommigen op een zeer wonder-
bekl zien. jyjjg manier hebben opgeloft. Aristoteles en
anderen meenden, dat wy maar met één Oog
zagen: naderhand heeft men zig verbeeld, dat
de Ziel de Voorwerpen gewaar wierd in den
Samenloop van de twee Gezigts-Aflen. Briggs
is van Gevoelen, dat in de Gezigts-Zenuwen
Vezeltjes z yn , op verfcheiderley wyzen gefpan-
nen, waar van de zodanigen, die aan den zelfden
kant geplaatft zyn in de beide Oogen, ook
de zelfde Aandoening en Slingering ondergaan.
Doch het waarfchynlykft is, dat de zelfde Aandoening
op het Netvlies der Oogen, niet meer
dan één eenvoudig denkbeeld in de Herfenen
verwekt, en dat wy dus op gelyke wyze met
twee Oogen het Voorwerp enkeld zien, als wy
met twee Ooren een zelfden Klank hooren,
met twee Neusgaten de zelfde Reuk ruiken,
enz. Zou egter de plaatzing der Zenuwen, nevens
elkander, hier ook niet veel toe doen kun*
nen? Want het is, uit een zeer eenvoudige
Proefneeming, bekend, dat wy,. twee Vingers
kruislings over elkander leggende, daar mede
weezentlyk dubbeld voelen.
De
(*) Zie de UitgtZogte Vtrhandelingtn. IV, Deel. bladz,
166 , enz.
De Ooren, die dé Werktuigen van ’t Gehoor 1. Afdeel.
zyn , liaan aan de zyden van het Hoofd. ZylI.flooFo-
gelyken eenigermaate naar een Schulp, vooralSTUK”
in die Menfchen daar zy niet, van jongs a f, De oien*
plat tegen ’t Hoofd aan gedrukt worden gehouden
: als wanneer zy ook bekwaamer zyn om
het Geluid te vangen. Hier toe zyn z y , zeer kon-
ftig, met twee randen en twee uitpuilingen voorzien
, en van een Kraakbeenige zelfftandigheid,
die zeer Veerkragtig is. De Oorgang loopt binnen
waards naar het Trommelvlies, ’t welk lchuin
ftaat I ten uiterfte gefpannen, en aan het welke
dat Gehoorbeentje gehegt is, ’t geen de Hamer
genoemd wordt, die met zyn Kop gewricht is
aan het Aambeeld, en dit, door middel van een
klein rond Beentje, aan den Stygbeugel, die met
zyn breede end het Ovaale Venfter fluit. Dee-
ze vier Beentjes zyn begreepen in de holligheid
van den Trommel * , uit welke een Buis van * Tymp*-
gemeenfchap gaat in de holligheid van den”*”*
Mond , genaamd de Trompet van Eufiachius ,
die een vryën toegang aan de Lugt geeft, en
maakt datwy, met den Mond open, duidelykcr
hooren. Voorts heeft de holligheid van den
Trommel, door middel van ’t ovaale Venfter,
gemeenfchap met den Doolhof, een holte in
het harde gedeelte van ’t Slaapbeen > dat men het *
Steenbeen f noemt, en door het ronde Venfter j 0s pgm
met de Wenteltrap. In deezen Doolhof én trofum
deszelfs Halfcirkelswyze Kanaalen, is het zagte
gedeéke van de Gehoorzenuw als een dun Vlies