I; Afdeel, van Tamandua Gaacu uit Brafil o f Mieren-Beer.'
X'. Hoofd- Ik verwondering, dac beide de Figuuren van
S e g a j welke L in n ^eus aanhaalt om dit Dier te
betekenen, een kaale Staart hebben, daar Lm-
naris ze lf ’er een breede Staart aan toefchryft,
als een Vliegelap.
Een kleine Van den laatfigemelden maakt B r isson een
rosHairT' hyzondere Soort > die hy noemt de Mieren Eet er
Pl. x. ,net langs Ooren o f de kleine , en ze aldus be-
2. ichryft. De Voorpooten zyn in drie de Agter-
pooten in v y f Vingeren verdeeld. De middelfte
Nagel o f Klaauw der Voorpooten is veelgrooter
dan de anderen ; de Snoet zeer lang; de gaaping
van den Bek klein; de Ooren lang en flap hangende
; de Oogen redelyk groot. De Staart is
- lang en loopt fpits aan ’t end, zynde van boven
bleek vaal. Het geheele L y f is met lang
Hair bedekt, dat van boven helder Kaftanie-
bruin is, van onderen roller. Het Dier woont
in de Weftindiën,
S e b a , zegt hy, heeft op P l a a t X X XV II.
de Afbeelding gegeeven van een anderen,
die van deezen niet verfchilt dan in grootte, als
kleinder zynde en Vleefchkleurig rood. Ik denk
dat het een Jong zal geweeft zyn van deeze
Soort. K l e in heeft hem, onder den naam van
Tamandua / van Brafil, befchreeven.
UT. (3) Mieren-Eeter met vier Vingers aan de Voor-
Tetradac- r . .
tyla. pooien, vyf aan de ngterpooten.
Vier-Vin. Deejjcrige
of
kleine Mie- (?) Tamandua L . Marcgr. O ras. 216. R aJ. Q^tmdr^
ren-Ee ter.«« 242. S ee- M us. II. Tab. XLY1L Fig. 2.
• Deeze wordt, in ’t algemeen, de kleine M ie-1. Afdeel.
ren-Eeter genoemd , en by de Brafiliaanen Ta- X. Hoofd-
tnandua I. Hy is maar half zolang als de Groo-sluK*
te of Tamandua Guacu,’doch omtrent eens zo
groot als de allerkleinflé of Coati. De koleur van
den Kop , Schenkels, Booten, de Staart en ’t
geheele voorfte deel des Lighaams, is nit den
witten geelagtig, doch die van het agteifte deel
donker rood. Hy heeft, even gelyk degroote,
een bruinen Band voor om het Lyf , dieweder-
zyds naaf boven ftrekt tot aan'het midden van
de Rug: De Staart is bynaHairloos. Hy woont
in Guajana en Brafil.
' De Heer L in n a u s zegt van deezen. Hygaat
by nagt uit Ven flaapt over dag , met den Kop
onder de Voorpooten verborgen. ‘Vergramd
zyrtde grypt hy dén Stok aan, en fnorkt, opzittende
als- een Hónd , op de Agterpooten.
j lot uiterfle van de Staart is kaal, waar mede
hy zig kan ophangen aan de Takken der Boo-
men, ’t welk in den voorgaanden ge'en plaats
heeft. v r •
Alle deeze Dieren, hoe verfchillende ook
'gedaante en grootte,1 hebben dit gemeen, dat nier.
zy Aazen op kleine Infekten, doch inzonderheid
op Mieren; waar van in Amerika, alwaar
Zy byna alleen gevonden worden , een groote
menigte is. Men zoude zig billyk mogen verwonderen,
hoe een zo groot D ier, als degroote
Mieren-Eeter is | de Koft kan krygen van zulke
kleine Diertjes; indien men niet wift , dat in
. I . De ei. I. Siuk. Ame- ,