422 B E S C H S ï V I B G '
I.Afdeel.Pooten gefpleeten zyn, en zulks om dat de
Vil- Hoornige Zclfftandigheld, welke de Pooten be-
Hoofd- j e]jt} zynde maar een weinig gefpleeten en gegroefd
} zig onder de Voetzool uitftrekt, waar
op hy ze nederzet om te loopen. Ook zegt
deeze Waarneemer, dat hy geen waarlyk afge-
fcheiden Nagels gezien heeft op de Huid der
Pooten,. en hy zou byna den Poot des Oly-
phants voor een enkele Hoef genomen hebben,
als die der Paarden; om dat de Huid, tuflchen
de Vóoren der Nagelen verheven, hem niet anders
toefcheen dan een enkel Hoorn, by toeval
gegroefd : maar, met meer zorgvuldigheid dé
Huid tuflchen de Voorender Hoeven onderzoekende,
neemende de Hoeven weg en de Vingers
geheel bloot maakende , nam hy aan de
Voorpooten vyf, aan de Agterpooten vier Hoe-
, ven waar. Deeze Hoeven zyn aan de Huid
van boven vaft, en van onderen ’er mede ver-
eenigd, bevattende van binnen een fponsagtig
Vleefch, ’t welk aan de uiterfte Toonbeentjes
is gehegt. Men heeft, daarenboven, onder de
Voetzool een Hoornige ftoffe gevonden, gelyk
aan die der Hoeven, welke aan dezelven vaft
is , zynde ruuw, flekelig, eén weinig gevo'ord
o f gefpleeten, maar iets zagter dan de Hoeven.
Volgens dien zelfden Waarneemer is de Voetzool
der Voorpooten van den Olyphant cirkelrond
, hebbende eenen omtrek van vier Voeten
en vier Duimen, en een middellyn van andef-
halven Voet over ’t k ru isd ie der Agteipooten
is
v a n d e n O l y p h a n t . • 423
is een weinig langwerpig, drie Voeten en tien L A fdeel.
Duimen in den omtrek , anderhalf Voet lang en v y^
één Voet breed. De infnydingen, die menbe- srü° °FD‘
fpeurt aan de Voetzoolen, en voomaamelykaan
’t begin van het Hoorn', ’t welk de Vingeren
o f Toonen bedekt, ontdaan uit de famentrek-
king van dit Hoorn'en de beweeging van de
Voetzool. De Hoornige zclfftandigheid is van
boven harder dan onder, wegens de aandoening
van de Lugt en de Zonnefchyn; terwyl ook
het end van dit Hoorn, of zo men wil de Nagels
der Vingeren of Toonen , door den zwaa-
ren gang van dit Dier plat gemaakt en als te-
o-en den Grond gekneusd worden J weshalve ’er
een merkelyk verfchil is in de Pooten van by-
zondere Olyphanten , die niet allen even plat
zyn van Hoorn. De Heer d e W i l d e heeft
ontdekt, dat de geheele zelfftandigheid van dit
Hoorn, ’t welk de Pooten van boven en van onderen
bekleedt, uit Vaatjes famengefteld is: ’ t.
welk het Gevóelen van M a l p ig h iu s > makende
de groeijing van het Höorn, fchynt te be-r
gunftigen.
Uit deeze Waarneemingen blykt , dat de Kenmer-
Olyphant waarlyk Vyfvingerig is tenopzigtvan^e™ VgRI1.
de Voor-, doch Viervingerig ten opzigt van de
Agterpooten, en, miflchien om deeze reden ,
hebben de Heeren B ris son en L in n ^eus hier
van in hunne Rangfchikking geen gebruik gemaakt.
Zy ftemmen in de Kenmerken van dit,
Dier overeen, naamelyk dat hetgeene Voortan-
D d 4 • den