Inleiding, veranderingen zo kenbaar zyn, wat moeten wy
dan niet denken van de ongewaarwordelyke veranderingen
, die Deelen aantallen veel aandoen-
lyker uit zig zelve?
•n d°rbeeld ^ £er ^ 0MBERG jverhaalt ons, dat de Eufchen.
ropifche Vrouwen te Batavia geen voedzaam Zog
kunnen verfchafFen aan hunne Kinderen; ter-
wyl de Indiaanfche ’er een geeven dat zeer fmaa-
kelyk en gezond is. De Geneeskundigen, wien
de waarneeming van deeze veranderingen te
meer van aangelegenheid is, aangemerkt de betrekking
, die dezelve hebben op de Ziekten en
derzelver Geneesmiddelen, hebben hier inzonderheid
agt op gegeven. De Heer S y d e n h am
merkt aan, dat ’er eene zuivering in het Bloed
plaats grypt, die een Koorts veroorzaakt, welke
ons gelyk Belt met de Menfchen, daar wy
het Temperament van aanneemen. De Ziekten,
die de Europeaanen aantaften, wanneerzy
zonder voorzorg, fchielyk, naar de Volkplantingen
in Zuid-Amerika overgaan, zyn daarvan
zuik een bekend voorbeeld, dat wy ons daar o-
ver niet meer behoeven uit te breiden.
De veranderingen van den Dampkring werken
niet alleen op de Lil-agtige Stofte die ons’ tot
voedzel ftrekt, maar ook op de Vlugge deelen
die in deeze Stofte omwonden z yn , en zelfs op
de hoedanigheid en hoeveelheid der Affcheidin-
gen. Indien het Verfchil, dat de Klimaaten te
weeg brengen in Onderwerpen van een zelfde
foort, niet kennelyk is voor onze Zintuigen,
zo
zo moeten wy de fchuld daar van geeven aan Inleiding.
derzelver botheid. Het ónderfcheid in de Driften,
in de Gezondheid en in de Werkzaamheid
van Dieren, die uit' hun Land naar een ander
overgebragt zyn, bewyft genoegzaam de wee-
zentlykheid van dit Verfchil. X Is wel waar,
dat hetzelve veel kennelyker befpeurd wordt
in de Smaak en Reuk der Planten, doch wy
moeten in agt neemen, dat die zig in dezelven veel
duidelyker dan in de Dieren ontdekt, om dat
de vlugge deelen in de Planten, wanneer zy onze
Zinnen aandoen, veel grover zyn van natuur.
* De Dieren komen tènopzigt van de Deelen, Verfchil ia
die het Lighaamelyk Geftel eigentlyk lchynen Deelen der
uit te maaken, het Vlugge uitgezonderd, mee-D‘eren-
ftendeels met elkander overeen. Alle Vafte Deelen
beftaan, zo ver onze Waarneeming reikt,
uit een Aardagtige Stofte, die door eene Lil-agtige
aan een gebonden wordt. Deeze Lil-agtige
Stofte is zelfs in X binnenfte der Beenderen : zy
beftaat ten grootften deele uit Water, dat zy-
ne Lymigheid heeft van eene zeer verdunde
zagte Olie, daar in gemengd en geheel opge-
loft. Deeze Lil-agtige Stofte bevindt zig ook in
’t Vleefch en maakt miffchien wel de grootfte
verfcheidenheid van ’t zelve uit, in verfchillen-
de Dieren en in de byzondere Deelen van een
zelfde Dier; uitgenomen ’t geen af hangt van de
grof- of fynheid der Vezelen, en van de Jongheid
of Ouderdom. Dus vindt men dat het
X, Deel, i Stuk, Lams