Inleiding, zulk een werdt, zo men verhaalt, op heeter daad
van de Aapen.aan (tukken gefcheurd.
Hier uit ontdaat, dat de verfcheurende Dieren
dikwils onderhevig zyn, gebrek aan Roof te
hebben j cn het gebeurt hun fbmtyds, dat zy een
geheelen Dag g een Prooy opdoen. Om die reden,
nu, is het, dat de Natuur hun ’t vermogen gegeven
heeft, om zeer lang Honger te kunnen
lyden, zonder eenig Ongemak o f Nadeel. De
Leeuw blyft, zegt men, verfcheide Dagen in
zyn Hol , zonder te Eeten, en als de W e lf eens
een goeden Maaltyd heeft gedaan, kan hy ee-
nige Weeken leeven zonder Voedzel.
Noodzaak- Voor 't overige is het kenbaar, dat de Oog-
vedbheu-lermcrken der Voorzienigheid, met zekere Dieren
rende Die*-over te geeven aan de Roofzugt der anderen,
z y n , op dat deeze laatften Onderhoud zouden
. hebben; terwyl zy tevens, door hun Verflin-
dende aart, dienen om eene juide evenredigheid
te onderhouden van alle de Soorten, op
dat zy niet, te veel vermenigvuldigende, mog-
ten (trekken tot ondergang der Menfcheri en van
hun eigen zelf. Want het is zeker dat, zonder het
in (tand biyven van die Evenredigheid, welke
alle Dieren op het Aardryk doet bedaan, m-
dien het zelfde getal twee of driemaal grooter
wierd, ’er geen Voedfel genoeg zou zyn voor
zulk een verbaazende menigte en dat zy allen,
bygevolg, onvermydelyk van Honger zouden
moeten’ derven.
Zekere Vliegen, die levendige Jongen baaren,
ren, zyn zo vrugtbaar, dat’er tweeduizend t’ee- Inleiding.
ner dragt van voortkomen. Deeze onbegrype-
lyke vermenigvuldiging zoude, in zeer weinig
tyds, de Lugt vervullen met geheele Wolken
van zodanige Infekten, die het Licht van de Zon
verdonkerden; indien zy niet ten prooy verdrek-
ten aan de Vogeltjes, Spinnekoppen en verfcheide
dergelyke Dieren.
De’Reigers, Oijevaars en Valken, zuiveren E- DerOije-
gypte van een oneindige veelheid Kikvorfchen,
daar het geheele Land van krielt, na de Over-
droomingen. van de Nyl. Zy verflinden ook' de
Rotten, die de Plaag zyn van Palcdina. De
witte Vollen, zegt de Heer L innueus , welke men
in de Alpen van Lapland vindt, doen gelyken
diend, met het vernielen van de Rcttcn, die
anders bovenmaatig vermenigvuldigen en alle
Tuin- en Vekigewaflen vernielen zouden.
W y fpreeken hier niet van het nut, dat ons Der Katten,
de Huislyke Dieren, de Kattennaamclyk, toebrengen
tegen dit fchadelyke Ongedierte. Alleen
zal ik gewag maaken, hoe de Ingezetenen
van ’t Eilandje Ptccida, dat naby de Kud van ’t
Napelfche legt, en daar dejvoning zig dikwils
gaat verludigen met de Faifanten-Jagt, onlangs
aan het Hof geklaagd hebben over de groote na-
deelen, die hun de Rotten veroorzaakten, de-
wyl het hun niet geoorlofd was Katten te houden
; welke fchade, zo zy hebben aangetoond,
over de vierduizend Dukaaten in ’t Jaar bedroeg.
Het geheele Aardryk zou bedekt zyn met rot- Der Wol-
i,Deel, i Stuk.; D ten-ven,Bee*