I. Afdeel, bang voor , en het Dier toonde zig zeer on*
x i .Hoofd. willende by den Wand op klauteren en
TüK* fcheurende de Bed-Gordynen aanftukken. Men
hadt het niet kunnen vaft binden, en derhalve
zette h y , by nagt, Stoelen rondom zyn Ledikant;
doch het klom ’er over heen en kwam
op ’t Bed, doende hem zeer verfchrikken, wanneer
hy deszelfs Tong aan zyn bloote Beenen
voelde. Het fprong zeer vlug , en wroette al
de Aarde uit eenige Bloempotten, die hy hadt
ftaan. Als men het Op den Kopfloeg , ftakhet'
den Kop tuflchen de Voorpootenin, en dan liet
het zig draagen aan de Staart. Buiten, voor
aan de Kamer, was een Plat, met een Leuning,
waar over het eens heen kroop, nedervallen-
d e , ter hoogte van zeven Ellen, op een Steenen
Plaats, daar het eindelyk vaq ftierf.
Ontleed- Nadat de H u id ’er afgetrokken was, vertoon-
kundige dén zig twee dunne fcheef loopende Borften.
^ng.hry' De Hals reikte tot aan de Voorfchouders, en
ftak, van den Nek af te rekenen, een vierde
van ’s Lighaams langte buiten de Romp uit*
Tegen de Keel aan lag, wederzyds, een langronde
Klier, byna over de geheelc langte van
den Hals 5 waar van een Buis afliep naar twee
kleine Kliertjes,- een weinig onder het Strotgat,
aan de Onderkaak. Men vondt ’er geeneStrot-
tenhoofds-fpleet in ; ook hadt het Dier geen
Geluid gegeven, dan# dat het door de Neus
fnoof. De Tong , die het zeer lang uitftrekte
wanneer het dronk, was zeer fmai, rolrond:,
- - * - i doch
dóch aan ’t end plat en fpits, van onderen metI.Afdeeu
twee groefjes aan de kanten, viermaal zo langXl Hoofd-
als de Kop, tot aan een Spier, welke zy verder
tot aan het Borftbeen bedekte, waar door
de langte5 nog een vierde deel vergroot werdt.
jDe Long was taamelyk groot, in vier Lobben
verdeeld. De Lever vulde de geheele holte des
Buiks tuflchen ’t Middelrift en de Maag, en
hadt een Galblaas. De Milt was dun, langwerpig,
zwart. De Nieren hadden de grootte
van Duiven-Eijeren. De Balletjes zaten binnen
de Huid, boven de Schaft, want het was een
Mannetje.' De Staart Was voorzien met twee
groote Spieren, en zeer Peesagtig.
Pater T a c h a r d maakt gewag van een Schub- EenWyfje
dier, ’t welk de Siammcrs noemden JJn en de8
Portugeezen Bicho Vergonlofa, zynde aan de
enden der Pooten met drie groote en twee kleine
Klaauwen gewapend. Hy gaf hetzelve,
om dat het, verlchrikkende, zig tot een fteke-
lige Kloot maakte, den naam van Egel. Het
was ongevaar twee Voeten l an g d e Staart daar
onder begreepen. De Schubben van de Staart
waren zo van dit
Dier dezelven niet kon doorfnyden. De ope-
ning van den Bek was klein , /de Tong Tang en
fmal, dié het fömtyds^ ^elykdeMieren-Eeters^
uitfclioötfi en' het deedtgeen kwaad. Schoon dit
Dier op ’t oogerblik vairzVh fterven geopend
werdt, vondt hy het Bloed koud, ’t welk hetzelve
van de Zöogende Dieren zou fchynen a f
I, Dsel, i Sxtr.t. I i 2 te