166 B 1 5 G H R ï V I N G
ï. Afdeel. Houtzaagzel o f Kaf zou tniiïchien daar voos
II. HooïD-verflrekken kunnen.
sruK. Njets is >er dan de jyfoederlyke teerhartig,
rfedyk^op’ heid ’ die in ftaat zy tot deeze aanhoudende op,
jMffiogbeft.pafling, deeze geringe oplettendheden, die zo
poodzaaklyk zyn tot behoud van het Kind. Kan
men dezelven van gehuurde Voedfters of Min-
nemoers, die ’er dikwils zeer ruuw mede te werk
gaan, wel yerwagten? Eenigen laaten haare
Kinderen yerfcheide Uuren leggen, zonder de
tninfte ongeruftheid oyer derzelyer toeftand; anderen
zyn wreed genoeg, om geen aandoening
te hebben yan derzelver Qefchrey: alsdan Keilen
deeze ongelukkige Schaapen alle poogingen
in ’t werk, die zy kunnen: z y Kryten zo lang
en zo Kerk als het hunne kragten toelaaten:
eindelyk yeroorzaakt deeze overmaat hun Ongemakken
, o f brengt ze ten minden in een ftaat
van vermoeidheid en verzwakking, welke hun
Lighaam zeer van zyn ftel helpt en zelfs invloed
heeft op hunnen Geeft.
Het fterk Daar is een gewoonte, waar yan de onaat-
W legen x _ ö *
fchadelyk. zaame en traage Minnen o f Voedfters veel misbruik
maaken. In plaats van kragtige Middelen
in ’t werk te ftellen om het Kind te helpen,
houden zy zig te vrede met de Wieg
fterk heen en weder te doen gaan, om het Kind
te doen bedaaren. Dit Wiegen brengt hetzelv
e in zekere verbyftering en door de langdurigheid
in bedwelming o f verdooving der Zinnen,
waar op dan de Slaap volgt. Deeze gedwongen
Slaap,
V A N D E N M e NSCH. 167
Slaap is maar een ftreelend Middel, dat de oor-1. Afdeel.
zaak van het tegenwoordig zynde Ongemak niet II. Hoofd-
wegneemt: ja men kan zelfs, de Kinderen een STUK‘
weezentlyke Kwaal toebrengen, door ze te lang
o f te fterk te Wiegen. Zulks kan een Braaking
veroorzaaken, of ook hun Hoofd en Herfenen,
die zeer zwak en teder zyn , voor een tyd o f
voor altoos, door de fterke Schudding ontftel-
len :. gezweegen nog ’t verdriet en ongemak,
dat men hun aandoet, door ze niet te helpen,
wanneer zy zo duidelyk hulp begeeren.
De Oogen der Kinderen zyn altyd gekeerd Oorzaak
naar den helderften kant van de plaats daar zy Scheel
zig bevinden, en, indien maar één van de twee zim
zig daar op veftigen kan, zal het andere, niet
genoegzaam geoefend zynde, zo veel kragt niet
verkrygen. Om dit Ongemak voor te komen,
moet men de Wieg zodanig plaatzen, dat het
Licht, ’t zy van den Dag of van een Kaars,
'van ’t Voeten - end daar in fchyne: met welke
plaatzing de beide Oogen het op den zelfden
tyd ontvangen en door de oefening eengelyke
kragt verkrygen kunnen. Als één der Oogen
meer kragt dan het andere aanneemt, zal het
Kind Scheelziende worden; want men vindt in
de Stukken van de Akademie der Weetenfchap-
pen (*) betoogd, dat de ongelykheid van kragt
in de Oogen oorzaak zy van het Scheel zien.
[Het zelfde Ongemak krygt een Kind, wanneer
het
(*) Hifl.z? Mem.dt l'tslcad.Royale des Sciencts dt Ptsm_
ris: de 1’An 1743.
X, D bei, 1 Stuk, L 4