I. Afdeel. die vet o f zyn; gelyk het Merg der
I I . H o o f d Beenderen, het V e t, de Gal en ’t Oorfineer.
s t u k . De vyyze , op welke de Affcheiding deezef
Dt Klieren. Vogten uit de mengelftoffe van het Bloed gefchiedt,
is het Onderwerp geweeft van een groot
Gefchil onder de Hedendaagfchen. ’t Is naarae-
lyk blykbaar , dat in het Menfehelyk Lighaam
een menigte rondagtige Lighaampjcs gevonden
worden, die geen Vet zyn nog. Vlcefch; of fa-
menhoopingen van zodanige Lighaampjes', die
hunne Uitwerpbuisjes in een gemeen Kanaal ver-
eenigen. Beiden noemt men ze Klieren, en de
gelykheid van gedaante heeft doen denken, dat
* Gland#■ de enkele of Bolagtige Klieren * van even de
bata & " zelfde uitwerking waren als de Samengehoopte f
t Conglo - jQigren. Ta men is zo ver gekomen van alle
Affcheidingen , zelfs die der Ingewanden, de-
welken uit- o f inwendig iets Klieragtigs vertoonden
, te houden voor eene uitwerking van
Klieren. Doch de Infpuiting heeft geleerd, dat
byna overal de Vogten uit de fynfte Slagader-
buisjes in de Uitwerpbuisjes overgaan, zonder
dat men eenige byzondere Holligheid, die tot
de Affcheiding eigentlyk kon dienen, ontdekt.
Egter wordt in dezelven, by het naauwkeuriglt
onderzoek, iets gevonden, dat niet Vatagtig
is-, en in byzondere Ingewanden van een ver-
-fchillende gedaante. Ook fchynen de Lym-
phatieke Vaten , die altemaal door Klieren loo-
pen, iets daar uit te ontvangen, tot Verdunning
der Vogten; zonder dat men eenige Buisjes,
jes, tot uitwerping o f inftorting, zelfs niet m I. Afdeel.
de allergrootfte derzelven , die in de Jongheid II. Hoofdzo
uitmunt, de Borjïklier* genaamd, ontdekt.S1UK'
De famengehoopte Klieren daarentegen hebben
zeer zigtbaare Uitwerpbuizen, gelyk die de Kwyl
affeheiden, enz. Deeze beltaan, oogfchynlyk,
wel uit een menigte van bolagtige Kliertjes,, al
kleiner en kleiner , tot dat zig het Oog in de
kleinheid verheft; doch zy verfchillen van de
Bolagtigen daar in , dat ieder zodanig Kliertje
een blykbaar Üitwerpbuisje heeft, ’t welk zig
met anderen vereenigt en in de groote uitloopt.
Voorts zyn er in de Darmen, in de Maag,
Keel, Mond en elders, zekere Putjes f of Hol- Crypt*
letjes , die een Slymagtige Vogtigheid, tot
lenigmaaking o f befcherming van deeze Deelen,
uitleveren, Slymkliertjes t genaamd, en andere ^ cund».
dergelyke Putjes, overal in de Huid verfpreid, mucof*
die een Vet, Olieagtig Vogt bevatten, ’t welk
uit den Vetrok afgefcheiden wordt. Deeze voeren
gemeenlyk den naam van Smeerkliertjes §. § Sebace*
Met de verklaaring van de Werking der Klie- Werking
ren is het omtrent eveneens gegaan als met die c*er K'!iercn*
van de Zenuwen. Door het ontdekken van der- ,
zelver waar Geftel zyn alle Onderftellingen ,
hoe bevallig ook voorkomende, eensklaps ver-
dweenen, en een algemeene duifterheid heeft
zig verfpreid over de Affcheiding der Vogten.
Dewyl men in het Lighaam geen Vaatjes kent
dan*ronde, en geen Vogten, dan welker deeltjes
bolrond zyn, zo kon geen figuur der Deelt-
I . D e e l . i S t u k , ' jes