I. A fdeel.
X. Hoofdstuk.
Naamsreden.
Rangfchikking.
X. H O O F D S T U K .
Befchryving van de M ie r e n - E e t e r s , zo de
grootey Tamandiiagenaamd, als de kleine, die
men Coati noemt: hunne Levensmanier, Ei-
genfchappen, en Gebruik,
DE Griekfche Naam, Myrmecophaga, by welken
dit Dier van den Heer L innaxts be-
fchreeven wordt, komt volmaakt overeen met den
Nederduitfchen, waar mede het al lang bekend
bekend geweeft is, en met den Franfchen Man-
ge-Fourmis, die ’er fomtyds aan gegeven wordt.
Gemeenlyk egter noemt men het in ’t Franfch
Fourmiller, en in ’t Engelfch Ant-Bear, ’t welk
overeenkomt met Ur/us Formicarius, gelyk C a r -
Tdanus het genoemd hadt, dat is M ie r e n -B e e r :
welke Naam veel verder gezogt is dan de andere
; hoewel men niet ontkennen kan , dat het
‘Lighaam van fommigen eenigermaate naar een
Beer zweemt. In Amerika wordt dit Dier Ta-
mandua geheeten»
De Heer K l e in heeft den Mieren-Eeter ge-
bragt in zyn tweede Gezin der Hairige en Gevingerde
Dieren,-behelzende- de genen die drie
Vingeren hebben aan de Voorpooten : doch hier
blykt de onvolkomenheid van zyne Schikking,
alzo de Soorten van dit Geflagt twee, drie of
vier-Vingerig aan de Voorpooten zyn. B risson
fielt