•
I. \fdeel. genaamd, het voorfle en bovenfle der hollig-
I I . Hoofd-heid van het Hoofd vult, de kleine Herfenen
het agterfte gedeelte of het Agterhoofd. Beiden
beftaan zy uit eene Schorsagtige zelfflandig*
heid, die de buitenfte, en eene Mergagtige die
de binnenfte is. De Oppervlakte der eigently-
ke Herfenen vertoont zig met verfcheide Darms-
wyze flingeringen, en dit maakt, dat men fom-
tyds boertende fpreekt van Menfchen, die Darmen
in ’t hoofd hebben. De Mergagtige zelf-
ftandigheid komt in de' kleine Herfenen, wanneer
die doorgefneeden zyn , zeer fraay getakt
en als Boomswyze uitgefpreid, voor ’t oog. In
de groote Herfenen maakt zy verfcheide Uitpuilingen
en Holligheden, waar van het gebruik
niet zeer bekend is.
Verfprei- Men gelooft in ’t algemeen, dat de groote
Zenuwen. Herfenen behalve die Zenuwen, welken tot de
Zintuigen dienen, ook alle de zodanigen afgee-
ven, welker werking aan de magt der Ziel onderworpen
is , en de kleine' Herfenen de genen,
die onmiddelyk tot de werkingen van het Leven
vereifcht worden, ’t Is zeker,- dat van hun beiden
af komt het Verlangde Merg, waar in fom-
migen meenen dat de Zitplaats zy van de Ziel,
# Senforiutn o f de-gemeene Gevoelplaats * , die van anderen
commune egterj met even weinig grond, elders geplaatfl:
wordt in het Brein. In het Verlangde Merg,
dat als een aanhangzel van de Herfenen is, vindt
men de Schorsagtige zelfflandigheid binnen geplaatfl:,
de Mergagtige buiten. Het ftrekt zig
door
door ’t Agterhoofdsgat uit en wordt het Rugge- I. Afdeel
graats Merg, dat de drie Vliezen van de Her- H Hoofd
fenen heeft, en Zenuwen uitgeeft naar alle Lig*
haamsdeelen.
Buiten aan het Hoofd openbaaren zig de voor- De Oogen
naamfte Zintuigen, die Zenuwen krygen on*
middelyk uit de Herfenen. Die van ’t Gezigt
zyn twee Oogen, onder het Voorhoofd geplaatfl:
in ’t bovenfle van het Aangezigt, en
niet alleen met Wenkbraauwen, maar ook met
Oogleden befchut. De Bol van ’tOo g, dieby-
na volmaakt rond is, legt in het Ooghol op een'
zagte bedding van V e t , en is door zyrie Spieren
naar alle kanten beweeglyk. Hy beftaat uit
een buitenften Rok, het Wit van 't Oog genaamd,
omkleedende den harden Rok, die van
vooren doorfchynende is, en daar het Hoornvlies f-f Cornea
maakt. Hier binnen legt het Vaatagtig Vlies,
’t welk een famenweefzel is van Bloedvaatjes
en van vooren het Druivenvlies § wordt, in § Uye*
welks midden een Opening is, de Oogappel geheten.
Het allerbinnenfte Vlies van ’t Oog is
dat gene , ’t welk men het Netvlies * noemt, * Retina
zynde een uitbreiding derGezigtzenuw. Deeze
omvat het Glasagtige V o g t, ’t welk het agterfte
en grootfte deel van den Oogbol vult, die
van vooren het Waterige Vogt heeft, dat het
Hoornvlies uitgefpannen houdt. Tuflchen beiden
is in zyn eigen Kasje geplaatfl: het Kryftal-
lyn , gemeenlyk de; Lens genaamd, om dat het
de gedaante van een Vergrootglaasje heeft' en-
X. Dski. I Stuk. Q 4 Ook