f. Afdeel, ken der Groote Slagader, en één Ader, diezig
II. H o o f d - in de Poort-Ader ontlaft, van waar een deel des
stuk, Blocds, aanftonds, met een ruim Kanaal in de
Hol-Ader en het Hart overgaat. De Ader is
wel eens zo dik en derhalve ten minfte viermaal
zo wyd als de Slagaderen van de Navelftreng,
Deeze drie Vaten breiden zig aan ft end, met
ontelbaare zeer fyne Takmaakingen , tuffchen
twee Vliezen uit , en maaken een plat rondag-
tig Lighaam, tegen de Lyfmoeder aangevoegd,
* Placenta ’t welk de Koek * geheeten wordt, hebbende
de dikte omtrent vaneen Duim, de breedte van
agt of negen Duimen, en lbmtyds meer. De-
wyl deeze Koek door inmonding famengevoegd
wordt met de Vaatjes van de Lyfmoeder, zo
verbeeldt men zig gemeenlyk dat dit Geftel
diene, om de Vragt deel te doen hebben aan
den Omloop des Bloeds en de Werking der Longen,
die in dezelve, op zulk een wyze als in
de Moeder, geen plaats heeft.
D e Vliezen. De Vrugt is in twee Vliezen vervat, waar
van het buitenfte, dat ook de Koek bekleedt,
dik, Spongieus, ruig en vol Vaatjes zynde,
f Cfcer«»bet Adervliesfi hetbinnenfte, daar dit Vlies tegen
aan legt, dun en doorfchynende, hetLam-
X^mnioswlies X genoemd wordt. In de Dieren is een
i^tllan- derde , wegens zyne figuur het Wor ft vlies §
te,J genaamd, en ook wel Pisvlies, om dat het de
Pis van de Vrugt ontvangt. Hierom heeft men
zig verbeeld , dat het in de Menfchen ooknoo-
dig ware, en inderdaad de zwaarigheid, waar
• die
ontlaftteï anders gefchiedc, heeft veelcm.Ari,ttu
hetzelve ook aldaar doen plaatzen; doch d ^ t IK Hoorn,
de ervarende Ontlcedkundigen is het n.cc „ -
vonden. ï t o onderdek derhalve, t e
Menfchelyke Vrugt weinig fts ™ Bloe
afgefcheiden , en dezelve .net het Bloed m de
Aderen van de Moeder te rug gevoerd worde.
Een groot Gefchil is 'er geweeft over de ma-
nier op welke de Vrugt haar Voedzel ont-Vrugt.
vangt. Men kon niet twyfelen of het Moe-
derlyke Bloed, aan dezelve door de Ader van de
Navelftreng toegebragt, moeft m ftaat zyn, om
de Vrugt van Voedzel te voorzien. Daarom
heeft men gemeend dat de Vrugt , iu de eerde
Maanden , op die wyze
in de volgende Maanden, als derzelyer Werktuigen
van Verteering allengs tot volmaaktheyl
komen, ondeiftelde men, dat zulks gefchiec.de
door middel van het V o g t , in de Vliezen vervat.
Sommigen,.zelfs, zyn zo ver gegaan, van
te beweeren, dat de Vrugt in 't geheel geen ander
Voedzel kreeg, dan dit Vogt; 't welk zeer
bekwaam tot Voeding is, en in de Maag met al-
leen, maar ook in ft Gedarmte gevonden wordt.
Men heeft in de Vuiligheid'van nieuw geboo-
ren Kalven, voor dat zy eenïg Voedzel buiten
ft Lighaam genuttigd hadden, veel Hair gevonden:
waar uit fommigen opmaaktten, dat het
ougebooren Kalf zig zelf likte; maar anderen
•meenen , dat dit Hair een weezentlyk bewys
van het geftelde i s ; alzo men het in t Vogt der