I. Afdeel, weder wit o f grys wordt. ,*t Is aanmerkelyk,
» H ° ° - -d a t de Huid van Menfchcn, dieeenigen tyd geheel
naakt aan de Lugt zyn blootgefteld ge-
weeft, mighairig wordt, byna als de Huid der
Beeftco. Ook heeft men Mans- en Vrouwsper-
foonen gezien, wien het gantfche Aangezigt
vol Hair groeide. De Lighaamen der Kinderen,
die ter Wereld komen, zyn als met eene zag-
te Wolligheid bedekt (*).
Kinderen, Van fommige Kinderen wordt gezegd, dat
He!metge-e n m e t een Helra gebooren zyn, en dit heeft
boorea veelen weleer in het denkbeeld gebrast, als o f
zyn.' ° °
dit een Voorteken ware van eenig toekomend
Geluk of Ongeluk. jEHus Lampridius verhaalt
in de Levensbefchryving van A ntoninus D ia -
d üm en u s, wiens Hoofd, by de Geboorte, met
een Kroon of Krans omringd was, dat de Kinderen,
natuurlyker wyze, met znlk een Hoofd-
dekzel ter Wereld komen, ’t welk van de Vroedvrouwen
heimelyk geborgen, en daar na aan de
Advokaaten verkogt werdt, die meenden dat
hun zulks in het pleiten zeer veel hielp. Men
heeft zig eertyds wys gemaakt, dat, wanneer
dit Helmswyze Vlies zwartagtïg van koleur was,
de Kinderen aan naare Droomen en veel Ongemakken
van Lighaam en Geeft onderhevig zouden
zyn , indien hetzelve niet, gedroogd en tot
poeijer gemaakt, aan zulk een Kind ingegeven
werde. Een rood Vlies of Helm, integendeel,
' was
f*) HALLER, in Prtlett. ^Acad. Bterbaavii. VoJ.
III. p. 527.
V A N D É N M E N S C H. 179
was een Voorteken van groote bekwaamheid en i. afdp.el.
Geluk in alle Ondemeemingen (*). Men is thans n. Hoofd-
in ’t algemeen verzekerd, dat het een over- stuk.
blyfzel zy van de Vliezen , waar in de Vrugt
voor de Geboorte is vervat, die zig fömtyds
voor het Aangezigt of om een gedeelte van het
Hoofd vafthegten, fömiyds ook wel de Schouderen
of het geheele Lighaam omkleeden. Dtè
Vliezen, naamelyk, kunnen op de eene o f de
andere manier , door de kleverigheid van het
Vogt, dat in dezelven vervat is , aan of om het
Kind blyven zitten. Meefl zal dit derhalve gebeuren
in Kinderen, die zig binnen de Lyfrnoe-
der minft beweegen, en, dewyl de zodanigeiï
gemeenlyk zwakker zyn van natuur, zo volgt
dat ’er weinig reden is, om uit dit Helmswyze
Vlies tebefluiten, dat zy moediger of minder aan
gevaaren onderw.orpen zouden zyn dan anderen
(f) .
Men vindt Kinderen, die op de twee Jaaren, Het Lispen,
alles onderfcheidelyk herhaalen en uitfpreeken fnsJame-
wat hun voorgezegd wordt; maar de meeften r.en cier
fpreeken niet voor de dérdhalf Jaar en zeer dik- 10 eU '
wils duurt het veel langer. Men merkt aan,
dat de genen, die laat beginnen te praaten, nooit
zo vaardig ter Taal zyn als anderen. [Ook zyn
’er eenige Letteren, die de Kinderen een geruimeri
(*) L evin. L emn. dc occnltis Ifatttra Miraculis. Libr.
lI.Cap.8.
. (t) Joubert , des Erreurs PcpuLüyes, Livr. IIII,
Chap. 6.
1. Ds%l. j Stuk, M 2