-I. Afteel.
VIL
Hoofdstuk.
Hun Voed
zei.
Het gewoone Voedzel der Olyphanten is Gras
en andere Groente, die zy affcheeren, gelyk
de Oflen. Zodanige Krüiden, die hoog opge-
fchooten zyn en op vette plaatfen groeijen, beminnen
zy zeer, en dit is de reden, dat hun
aan de kanten der Rivieren en MoeraiTen zelden
Spys “ontbreekt. Anders eeten zy ook de
Bladeren en jonge Takken van ’t Geboomte,
dië zy kunnen bekomen, zelfs de Wortelen
van den Ihdifchen Vygeboom, en allerley foort
Van Vrugten, inzonderheid Kokosnootën. In
die Landen is een Plant, Bloemen draagende
als zwarte Roozen, waar op de Olyphanten
zeer verfliilgerd zyn, en zy hebben een fterke
Reuk, zweemende naar de Reuk van deezé
Bloemen. Veel nadeel wordt dikwils door hun
aan het Jong Geboomte der Plantagiën toege-
bragt; doch wel het voomaamfte, daar zig de
Negers ten opzigt van deeze Dieren over be-
klaagen, is de verwoefting, welke door dezel-
ven fömtyds aangeregt wordt in het ftaande
Koorn. Wanneer zy in de Geerftlanden komen,
kan één Olyphant, op êénen dag, wel
zo veel daar van vernielen en verflinden, als
dertig Negers in agt dagen tot hun Onderhoud
behoeven; want, behalve ’t gene zy opeeten,
treeden zy nog ongelyk meer mèt hunne zwaa-
re Pooten plat. In Afrika worden, om die re“
den,
lyks, in de Maandni en SepteSmler, in menigte
gevangen: gelyk. men breeder zien kan in de Hedcntl.
fjiftvrieoï Teg, St. yan Me y»[keren. III. D. bl. 617.
den, de Koornlanden tegen den Oogfttyd fterk 1. Afdeel.
bewaakt en men maakt rondom dezelven kringen VII.
van groote Vuuren, ten einde, deeze Dieren af STUK>
te fchrikken; doch niettemin waagen zy hetfom-
tyds daar in te komen, als wanneer’er geen ander
middel overblyft, dan dezelven om hals te
brengen. Zy vinden zig , door gebrek vah Spy-,
z e , fomtyds genoodzaakt Aarde en zelfs. Steenen
in te Hokken; maar dit Voedzel maakt hun,,
zo men verzekert, ziek. Men heeft opgemerkt,
dat zy agt of tien, dagen kunnen leeven zonder,
eeten of drinken, en, als,zy dus uitgehongerd
zyn , is ’t pnbegrypelyk, welk een „Voedzel zy
verflinden. .-Somtyds eeten, zy.ook Tabak j die,
wanneer de Planten jong zyn, hun geen kwaad
doet, maar, als zy byna rype Bladen hebben,
hun dronken, maakt, en wonderlyke grillen doet.
aanregten, of-ook wel in een diepen flaap val-,
len, ’t welk de.Negers gelegenheid .geeft, om:
ze gemakkelyk te overweldigen. Hun gewoo- ,
ne Drank is Water, dat zy eerfl: met kunne
Pooten omroeren en troebel maaken; waarfchyn-
lyk door een ingeeving der Natuur, om.het.
Ongediert, dat ’er in mogt zyn, weg te jaagen. ■
Hunne Drek deugt niet tot Meft; want, dewyl.
’er veel onverteerde Zaaden van Planten.in zyn,
brengt dezelve, daar hy valt, veel Onkruid voort.
Als de Hottentotten geen Tabak hebben, roo-
ken zy van deezen Drek, die, naar men.verzekert,
zo wel in reuk als in fmaak, veel o-
vercenkomft daar mede heeft,
I, Deei» , I Stuk. E C 3 Som