I . A fdeel. Kop heeft naar dien van een Koe gelykende en
VIII. Gras eet. ’t ls waar, dat men dien naamook
sTOK°F°" 'aan Walruflen geeft, doch dit gefchiedt meer
wégens dé grootte dan wegens degelykheid van
■ gedaante; want hunne ronde Kop zweemt weinig
naar dien van een Koe-Beeft.
Kenmer* De Kenmerken van dit Dier, volgens den
gensLm- Heer L inn^ us > z yn: dat het geen Voortanden
NiËUS. heeft 5 dat de bovenfte Hoek- 'o f Hondstanden
enkeld ftaan: dat het in de Onderkaak weder-
zyds twee Kiezen of Maaltanden heeft , die uit
een rimpelig Been fpruiten. De Lippen zyn
dubbeld, en de Agterpooten famengevoegd tot
een Staartvin. De Bovenlip, zégt hy, is met
ftyve kromme Knevelborftels gewapend: over
*c Lighaam heeft het korte Hairen, -niét digt aan
elkander geplaatft: de Voorpoóten zyn kort,
als Handen,- jnet Nagels aan de Vingeren; het
heeft twee Uijers aan de Bord. Het eet Kruiden,
laat zig temmen; heeft vermaak in ’t Muziek.
Het Vleefch is eetbaar. Men vindt dit
Dier in de Amcrikaanfche Zee.
_ Befchry- ArtediV op wiens voorgang f L inn^ds de
Akteuu Zee-Koe te vooren ook onder de ViiTchen, en
wel onder die, welker .Staarten plat leggen o f
Horifontaal zyn, geteld hadt; befchryft dezelve
als volgt. Dit Dier heeft de langte van
tien, twaalf, veertien, : vyftien Voeten o f meet;
de breedte van zes tot zeven Voeten: de zwaarte
van zeventig, tagtig, honderd o f tweehonderd
Ponden. De omcrek van ’e Lighaam, ïn
. ’t ronh
ronde , is omtrent agt Voeten. De Kop is i. Afdeel.
langwerpig, en gelykt meer naar die van een VIII.
Varken, dan eenige andere, De Oogen, zyn g^ r0*
klein en het heeft kleine Gaten in den K op, in
plaats van Ooren: de Lippen zyn groot. Twee
uitfteekende Tanden heeft het aan ieder zydq
van den Bek, een Span lang en een Duimdik;
twee Vinnen aan de Borft, famengefteld uitvyf
Beendertjes als Vingeren, die door middel van
een Vlies famengevoegd zyn , hebbende ieder
Beentje drie Geledingen, zonder dat nogthans
de Vin zig kan famentrekken. De Staart legt
Waterpas: het heeft geen Rugvin. | De Wyf-
jes zyn met twee ronde Uijers voorzien, tus-
fchen de Borftvinnen geplaatft. De Teeldeelen,
zo in de Mannetjes als in de Wyfje s, gelyken
byzonder naar die , der Menfchen; als ook de
Navel, De Huid is dik, hard en byna ondoordringbaar
, dunnetjes bezet met kort bruinagtig
afehgraauw Hair: volgens Clusius met dikke en
taamelyk lange Hairen. Het Vleefch is goed
van fmaak en gezond, wit van koleur. Het laat
zig tam maaken en fchikt zig naar de wil der
Menfchen, maakende geluid met zugten enftee-
nen. De Krokodil en Haay zyn'zyne Vyanden,
Het houdt zig yoornaamelyk in de Monden der
Rivieren o p , eetende Gras en Zeewier. Men
vindt het op verfcheide plaatfen van Afrika,
aan de Roode Z e e , aan ’t Eiland Madagaskar;
by Ceylon; aan de Molnkkifche, Phïlippyn-
fche en Maldivifche Eilanden: als ook in de
G g Weft- I , D e e l . i S t u k ,