I. Afdeel. » ziet. Mag men dat niet met reden zeggen,
II. Hoofb-» dat dit Kind dubbelde Leden gehad heeft?
STÜK:, „ OndertuiTchen hebben deezc Voegen geen ge-
„ meenfchap met de Bywaffen der Beenderen;
,, zy zyn ongelyk en zelfs hier en daar met
„ hoeken. Zouden ’t overblyfzelen zyn van
,, Beenbreuken; maar hoe komen zy dan zo ge-
„ regeld in al die Beenderen? Is ’t uit de ne-
„ vensgaande kromheid niet waarfchyntyker ,
„ dat de Engelfche Ziekte weezentlyk plaats
„ in dit Kind gehad en de Beenmaaking op die
„ plaatfen verhinderd heeft ? Dit onderfteld
,, zynde, zo moeten dan al de Beenderen van
„ dit Kind in ’t midden buigzaam zyn geweeft,
„ vooral in de eerfle Jongheid, en indien de
3, Moeder, geduurendc baare Zwangerheid, een
„ Misdaadiger had zien rabraaken, zou men dit
„ tot een Voorbeeld der Inbeelding op de Vrugt
j, kunnen gebruiken, niet minder kragtig, dan.
„ die door verfcheide Schryvers zyn bygebragt.
De Huid. Van de Beenderen gaa ik over tot de gemee-
ne Bekleedzelen. Het geheele Lighaam is over-
toogen met een Huid, die min of meer dikte
heeft in verfcheide deelen van den Menfch en
■ in fommige Dieren by uitftek taayis, gelykuit
het Leder, dat daar van bereid wordt, blykt.
De Menfchelyke Huid is daar toe ook be-
kwaam, doch zy verfchilt zeer naar de Gcltcld-
, hgid en Levensmanier. Deeze Huid is een fa-
menweefzel van Peesagtige Vezelen, wonder-
baarlyk door elkander gevlogten, en met een
overv
a n d e n M e n s c h. 941
overvloed van Bloedvaatjes en Zenuwen ggfeha-1, Afdeel.
keerd. Zy kan zig op een verbaazende manier ij. Hoofb-
uitrekken en weder intrekken, zonder in haare STÜK*
zelfftandigheid iets aan te winnen o f te verliezen,
gelyk men ziet in de Zwangerheid, Wa-
terzugt en in de Gezwellen. Z y is aan de bin-
nenzyde bezet met een menigte van kleine
Holletjes, die men Geerfikliertjes * genoemd * cUndula,
heeft wegens haare gedaante , en verfcheide tëM*rei
Smeerkliertjes; die hunne Loosbuisjes hebben
naar buiten , dienende om de Stoffe van het
Zweet, of alleen die Vettigheid, welke het Vel
lenig houdt, te ontladen. Aan de buitenzyde
heeft zy een groote menigte van kleine Heuveltjes
, de Tepeltjes der Huid f genaamd, daar f P a p i lU
zig de enden der Zenuwtjes en waarfchynlykCutll!ie*
ook die der fynfle Vaatjes in uitfpreiden. Dus
dient zy zo wel tot het Werktuig van’t Gevoel,
als tot de onzigtbaare Doorwaafeming, die,beiden
over het geheele Lighaam plaats hebben.
Tuffchen deeze Tepeltjes legt een Slymige De Opper,
Stoffe , die dezelven omvat en van de Huid hmd‘
naauwlyksafgefcheidenkan worden, en dan gedroogd
zynde zig als een Zee f, met menigvuldige
ronde Gaatjes doorboord, vertoont; draa-
gende deswegens dennaam van ’tMalpighiaanfche
Huidnet §. Het heeft geen Vaatjes of'Buisjes, § %fte. .
■ j n. 1 r 1 r • . M a lp io b r i en is op de meelte plaatfen van het Lighaam*»»«
zeer dun, ja naauwlyks te vinden, dan in die
deelen, daar men het fcherpfte Gevoel heeft.
De Opperhuid, die door branden, ofdoorwee-
I.OfcEi. i Stuk» Q « k e n