I. Afdeel
II. Hoofd*
stuk,
A
* Etret '
OrgJnifés ,
J Corps
animés.
Ammer*
kinken.
toog over de Voortteeling der Dieren befluie.
„ Men vindt zekêrlyk gewet ktuigde Wezens
s, * , die wy als Dieren befchouwen, en die eg-
« ter niet voortgeteeld zyii door Dieren van de
,» zelfde Soort als z y : men vindt ’er, die niet
„ dan zekere Werktuigen zyn : men vindt van
„ deeze Werktuigen , welker werking tot ze-
„ kere uitwerking is bepaald, en die niet kun-
„ nen werken dan eenmaal en gednurende ze-
„ keren tyd, gelyk de Homvaatjes van deZee-
,, Kat : anderen z yn ’er, die men, zolangduurig
„ en zo dikwils als men wil, kan doen werken,
„ gelyk die van de verzengde Tarwe: daar zyn
„ Plant-aartige Wezens die bezielde Ligbaamen f
„ vóórtbrengen, gelyk de Vezels in het Men-
„ fchelyk Zaad , waar uit wefkzaame Bolletjes
„ voortkomen , die zig beweégen door hunne
„ eigen kragten. In de Klaffe van deeze ge-
„ werktuigde Wezens , die niet zyn voort-
„ gebragt dan door ’t bederf, de gilling, o f
„ liever de ontbinding van het famenllel van
„ Itoffen uit Dieren of Planten: in deeze Klas-
„ fe , zeg ik , vindt men gewerktuigde Lighaa-
„ men , dat waare Dieren zyn, die huns gely-
,, ke kunnen vóórtbrengen, fchoon zy zelf niet
„ op zodanige manier zyn voortgebragt. ' De
„ paaien van deeze verfcheidenheden zyn mis-
„ fchien nog grootcr, dan wy ons kunnen ver-
,,, beelden.”
Ik wil niet onderzoeken o f de bezielde Lig-
haamen, welken de Heer de Büffón hier op
’t laatlle zegt, dat hy uit de Vezelagtige Stof-L Afdeei*
f e , die hy door ’t Mikroskoop zag groeijen inlUioony
X Mannelyk; Zaad , heeft zien voortkomen/
iets minder zyn dan Zaaddiertjes. ■- Ik vraag, alleen
of iemand der genen, die de Ontdekkingen
van L eeuwenhoek erkennen , wel ooit
deeze Diertjes aangemerkt heeft bezield te zyn,
en of hy z e lf, o f eenigen van zyne Navolgers,
5-e wel ooit hooger opgegeven heeft, dangvwerktidgde
Wezens? k
D e Manier van Bevrugting in den Menfch, Manier der
Is volgens het Gevoelen van den gemci voj<,ensut*
den Heer , als volgt., „ In ’t .Menfchelyk Buffqn.
„ Zaad, zegt hy , vindt men, gelyk in t
Zaad van alle groote Dieren, zulk een over-
” vloed niet van Werktuiglyke Klompjes
in ’t Zaad van zulke Dieren, die veel,Jon,
” gen te gelyk voortbrengen. Ik begryp dat
”, het Zaadvogt van den Man, in de Scheede
uitgcftort, en dat van de Vrouw, in de Lyf-
” moeder verfpreid , Stoffen zyn van gelyke
„ werkzaamheid, beiden beladen met zodanige
” deden, tot de Voortteeling bekwaam en
” ^ceze Onderftelling fchynt genoegzaam be-
” weezen te zyn door myne Froefneemingen;
”, dewyl ik de zelfde Lighaampjes in bewee-
ging keb gevonden in het Vogt der Wyfjes
„ als in dat der Mannetjes. Ik zie dat h e t .
,, Mannelyk Vogt in de Lyfmoeder kómt ,
„ daar ’t zelve het Vrouwelyke Vogt ontmoet.
„ Deeze twee Vogten, nü, hebben een vol