I. Afdeel, tien enzeftien Oneen, indc Nederlanden op zes
II. Hoofd, o f agt Oneen.] Onder ’t Vrouwvolk, die zig
stuk. fterk beweegen, of een zwaaren Arbeid doen,
gelyk de Boerinnen, is zy veel kleinder, dan
onder de Stedelingen, en onder deeze grootft
by de genen, die een gemaklyk Leven leiden.
VerfiM- [Dit maakt ook den tyd der Huwbaarheid
lende tyd zeer ve-rfchillende. Zeef zeldzaam en byna on-
gelooflyk is het Voorbeeld van een Meisje, dat
op haar vyfde Jaar in de Kraam kwam, ’t welk
M a n d e l s lo h in Indie zou gezien hebben, gelyk
ook van veele anderen, die de Stonden gehad
zouden hebben onder het tiende Jaar: zou
men ook niet mogen twyfelen,of de Meisjes van
zekere Provincie van Indoftan op haar tiende
Jaar bevrugt worden, zo T h e v e n o t verhaalt,
en in Balagaita op haar agtfle: doch in Europa
heeft men dergelyke Voorbeelden, van vroege
Vrugtbaarhéid, gezien. In Languedok
krygen zy de Stonden merkelyker vroeger dan
te Parys., in dë Nederlanden tullchen de veertien
en zes-en-twintig Jaaren, zo de Heer d e
G o r t e r heeft aangetekend:] want hier omtrent
maakt de Lighaamsgefteldheid, de Opvoeding
en Levensmanier, een zeer groot verfchil. In
alle Zuidelyke deelen van Europa, en in de
meeftev Steden, zyn de Meisjes op de twaalf en
de Jongens op de veertien Jaaren Huuwbaar;
doch in de Noordelyke Geweften, en ten Platten
Lande, de Meisjes op haar veertiende, de
Jongens op haar zeftiende Jaar.
. , On*
Ondertuflchen is ’t aanmerkelyk , dat, hoel. Afderl.
vroeger de Meisjes Huuwbaar zyn, de Stonden IJ. Hoofd*
° , , , J -nv- STUK. in haar zo veel te eer weder ophouden. Die ■
dezelven krygen op het veertiende Jaar, raa-houciefl ^
kenze doorgaans op haar veertigfte kwyt, die Stonden,
ze,op haar twintig Jaaren krygen, op haarvyf-
tigfte of daar omftreeks. In Italië en Spanje,
alwaar de Vrouwsperfoonen , dik wils, op de
twaalf of veertien Jaaren trouwen, zyn zy doorgaans
op haar dertigfte reeds onvrugtbaar. Dit
is ook in de Indiaanfche waargenomen door
T h e v e n o t . [Doch deeze Regel lydt veel uitzondering,
dewyl men Voorbeelden weet van
Vrouwen, die boven de zeftig Jaaren Ouderdom
nog in de Kraam gekomen zyn. Het al
o f niet hebben der Stonden is geen zeker teken
van Vrugtbaar- of Onvrugtbaarheid (*).]
De tulfehentyd der Stonden is onder alle Tufichen-
Natiën byna de zelfde en komt gemeenlyk om dou'
de Maand of vier Weeken, waar van zy haa-
ren Naam hebben gekreegen: doch in byzon-
dere Perfoonen is hier omtrent een zeer groot
verfchil, zodanig dat men’er heeft, die ze krygen
om de zes Weeken, anderen om de drie
Weeken en fommigen tot twee ja drie maal in '
de Maand. De tyd der duuring is van drie,
vier of v y f Dagen in de meeftén; doch fommigen
vindt men , wien dezelven v y f , ze s , ja
een geheele W e e k , byblyven.
g t Is
(*j Zie cie Uitg«zo£tt p'trhandtlirgen. V. D k s l .
bladz. 107.
t u u i Stuc.