.I. Afdeel, duizend millioenen Deeltjes, zo zal men maar
II.Hoofd, vier-en-vyftig Cyfers tot uitdrukking van dit
stuk. getal behoeven.: Bygevolg zou een Menfch*
in. vergelyking met het Zaaddiertje van de zesde
Voortteeling of Generatie , grooter zyn ,
dan de Spheer van het Planeetgeftel is ten op-
zigtvan het kleinfte Stofdeeltje, dat met een.
Mikroskoop kan waargenomen worden. Wat'
zou het zyn, indien men deeze Rekening tot
de tiende, ja tot de hondefdfte of honderdvyf-.
tigfte Generatie vervolgde, die men tenminUe1
rekenen moet', federt de Schepping * in ’tMen-
fchelyk Geflagt te hebben plaats gehad. Im-<
mers de Geeft verheft zig in eene Kleinheid ,
nog onverbeeldelyker dan de uitgeftrektheid'
van ’t Heelal!
■ Stelling Om de bygebragte en meer andere redenen
Heer de oordeelt.de Heer d e B uffon de beide Gevoe--
BtfFüN. . lens, zo van Eijertjes als van Zaaddiertjqs, ver-'
werpelyk. Hy ftelt vaft, dat de zogenaamde
Zaaddiertjes niet anders zyn dan de levendige ''
* Partjes j$reTktuigfake deelen van V Voedzel * , ènhybe-.'
Organiques *> J 7 J
vivantes weert, dat men ze niet alleen vindt in de Zaad--
Vogten van de beide Sexen, maar ook in de'
< C h y l, in de vuiligheid die aan de Tanden
groeit,, en in den Afgang. Hy meent bewee-
zen te hebben, dat de Voeding en Voortteeling'
van een zelfde oorzaak afhangt: dat de Vöe-'
ding, naamelyk, gefchiedt door de ihnerlyke
doordringing van- deeze Werktuiglyke deelen
in ie’der gedeelte yan het Lighaam, en dat de
. r-W — .. . . HöT" .
Hervoortbrenging bewerkftelligd wordt door 1. Afdeel,-
het overtollige van die zelfde Werktuiglyke n. Hoofd-
deelen , verzameld in zekere plaats, naar wel- STUK*'
ke zy van alle Lighaamsdeelen worden toege-
voerd. D eV ru g t, reeds geformeerd door vermenging
der Vogten van de beide Sexen, wordt
in de Lyfmoedêr verder opgekweekt, even ge-
lyk zulks gefchiedt- in de Eijeren der Vogelen
buiten ’t Lighaam: doch van Eijertjes vindt hy,-
in de Dieren die levendige Jongen voortbren--.
gen , geen bewys. Zie daar dan ook het be--.
roemde Stelzel, dat alle Schepzelen uit Eijeren
voortkomen, geheel verworpen.
„ ’t Geen men zeker weet, (öm zyn eigen Werfouig-
„ Woorden te gebruiken,) is, dat alle Dieren en-j^ de ooc-
„ Plantgewaffen, en alle derzelver deelen, ecn^akd^r^
„ oneindige menigte bevatten van levendige Voontee-
„ Werktuiglyke Klompjes, die men een ieder lin&-
„ klaar voor ’t Oog kan brengen. Deeze
„ Werktuiglyke Klompjes neemen agtervolge-
„ lyk verfcheiderley gedaanten en verfchillende
„ trappen van bewèeging en werkzaamheid aan,
„ volgens de byzondere omftandigheden. Zy-
„ zyn veel menigvuldiger in de Zaadvogten'
„ der beide Sexen en in de Vrugtbéginzels der
„ Planten, dan inde andere deelen der leeven-
„ de en groeijende Schepzelen: z y z y n ’er, ten
„ minfte, veel blykbaarder en meer ontwik-
„ keld; o f, zo men wil, [daar is een grooter
„ menigte] van deeze kleine Lighaampjes in
„■ beweeging. In de Planten en Dieren heeft
t, deei. i. stvk. T 2 ,> derm