I.Afdeel. Sommigen hebben beweerd, dat ieder Oly-
VII. phant maar ééu Wyfje heeft, en dat hy ’t zelve ,
stuk?FD wanneer het een Jong heeft voortgebragt,. niet
Hunne meer aanraaken zoude: doch ’t is zeker, dat de
lingrnee* hfogol aan ieder van zyne Krygs-Olyphanten
vier Wyven g e e ft, zo men ’t noemt; even
gelyk het de Mahomethaanen, volgens den Al-
koran , vry ftaat vier Vrouwen te houden.
Plinius zegt dat zy agterwaards, gelyk de Kemels,
paaren, maar hedendaags twyfelt men niet,
o f ’t Mannetje belpringt het W y fje , gelyk de
Paarden. Omtrent dentyd der Dragtis geen zekerheid;
fommigen ftellen dien op agttien Maanden,
anderen op tweejaaren, en dewyl zy niet
voortteelen, dan wanneer zy in ’t wilde en in vol-
komene vryheid leeven, zo kan dit niet gemak-
kelyk naauwkeurig waargenomen worden. Daar
zyn ’er zelfs die verzekeren, dat z y nooit paaren
, dan wanneer z y meenen voor ’t oog der
Menfchen verborgen te z y n , en[eenige Godgeleerden
hebben dit tot beftraffing van de geilheid
fommiger Menfchen gebruikt. DERHAMverze.
kert, dat de Olyphantin haar eigen Borften zuigt
door middel van haar Tromp of Snoet, en de
Melk daar uit aan haar Jong overgeeft; doch dit is
even zo onzeker, als dat zy haar Jong tot den
Ouderdom van agt Jaaren zou zoogen, gelyk
lbmmigen willen. „ Die deeze Waarneeming
„ geboekt hebben, (zegt Pater L a b a t op zy-
,j nen fpottenden trant,) moeiten ’erby hebben
„ aangemerkt, dat de Kinderen, die zo lang
'» VA N ÓEN O L v ï HANT. 43R
„ zuigen; '1 altyd ten uiterfte lomp van Lighaam I.Afdeel.
en Geeft zyn/’ Men meent té weeten dat
de Leeftyd van dén Olyphant honderdvyftig STÜE*
Jaaren is. I
3 „ De Natuur (zegt die zelfde Reiziger) heeft iLighaams-
,, geen' Stoffe befpaard in het formeeren van dit&ellislte'
0 Die r : zy fchynt zuiniger geweeft te zyn in
„ het fatföen daar aan te geeven. Het fchynt,
,, dat zy'zig niet toegelegd heeft dan op het voort-
bréngen Van een zeer groote klomp Vleefch
„ en: Gebeente; zónder de moeite te neemèn ;*
„ om aan de Lighaamsdeelen van deczen Co-
„ lod’us der Dieren èene fchikking en -cvenre-
;j'digheid te geeven,1 waar medé zy niet gierig
„ is in5 haare andere' Voortbrengzelen.” !
* Niets, inderdaad, is zo zwaar en gróót, zó ^rsnoetT^
grof en lomp, onder dë Dieren die óp 't Aard-*
ryk leeven,- als ’t Lighaam van den Olyphant.
Zyn Kop heeft iets gedrogtelyks; zyn Obrén, '
fchoon. zeer lang j breed eU dik P vertonnen zig
klein:'zyn Oogen, hoe groot ook, hebben nog
geen evenredigheid tot den Kop, waar in zy
ftaan: zyn Neus is groot, en zo lang nitfteeken-
de, dat zy aan den grond raakt. Dit Lighaams-
deel wordt de Tromp genoemd; het is Vleezig;
Peesdgtig, hol als een Buis, ten uiterfte buigzaam
, eri daar by zo fterk, dat het Dier zig
daar • van bedient om de Stammen of Takken
van zwaafe Boomen te omvatten, en die Uit
den -Grond te rukken o f af te breeken, om zig
ten weg te baanen door digte Boffchen-: het
v ,1. De ei. i . Stuk, E e 4
amjp