I Afdeel » weS van indringing, het noodige Voedzel
I I. Hoofd trekken tot zyne Omwinding : want men
stuk. j} moet in aanmerking neemen, dat in den eer-
„ ften tyd, en zelfs tot de twee of drie Maan-
„ den toe, het Lighaam van de Vrugt maar
„ zeer weinig Bloeds bevat: het is wit als Y-
• „ voor en fchynt niet famengefteld te zyn dan
s, uit Lyrpba , welke vaftheid aangenomen
„ heeft: dewyl nu de Huid doorfchynende is
„ en alle Lighaamsdeelen zeer week zyn, zo
„ kan men gemakkelyk begrypen, dathetVogt,
„ in ’t welke de Vrugt zwemt, ze op (taande
„ voet kan doordringen, en dus de noodige Stof
j, vérfchaffen tot haare Voeding en Ontwin-
„ ding. In den laatften tyd alleen, kan men
„ denken, dat de Vrugt Voedzel inneemt door
,, den Mond, dewyl men in haare Maag een
„ Vogt vindt, gelyk aan ’t gene het Lamvlies
„ bevat, als ook .Pis in de Blaas en Afgang in
„ de Darmen; en dewyl ’er geen Pis,‘ noch
„ Meconium ( ’t welk de naam van deeze Vui-
„ ligheid is,) in de holligheid van ’ t Lamvlies
,, gevonden wordt, zo is ’er vooral reden om
„ te gelooven, dat de Vrugt geen Afgang uit-
„ werpt; te meer om dat men ’er heeft zien ge-
j, boorenworden meteen geflootenFondament,
zónder dat daarom; te meer Meconium in ’t
„ Gedarmte ware”.
K ragt der Niettegenftaandc de Vrugt niet onmiddelyk
van de*'118 raakt aan de Lyfmoeder, en ’er alleenlyk door
Moeder op dg kleine uitwendige Tepeltjes van haare bede
Vrugt, • kleedkleedzeleh
aan gehegt is, zonder dat men eeni-1. A fdeel.
ge gemeenfehap van Zenuwen kan bewyzen II. Hoofd.
o f met waarfchynlykheid onderftellen plaats te
hebben ; zyn ’er van alle tyden her geweeft,
die beweerden, dat, al wat aandoening op de
zwangere Vrouw had, ook aandoening had op
het Kind. Men heeft dit niet alleen tot Lig-
haamelyke aandoeningen bepaald, maar ook
uitgeftrekt tot die van den Geeft. Ontelbaar
zyn de Hiftoriën van Wanftaltigheden des Lig*
haams in het Kind, uit het enkel befchouwen
van iets onnatuurlyks door de Moeder gefproo-
ten. Men vindt, by voorbeeld , met veel
kragt verzekerd, dat een Vrouw, fchielyk een
Bedelaar ziende met een Haazemond en ’t Gehemelte
gefpleeten, ook zulk een Kind ter wereld
bragt: Helmont verhaalt, dat eene, die
de Graaven van Egmond en Hoorn te Bruflel
hadt zien onthoofden, een Vrugt baarde zonder
Hoofd en met den Hals bloedig. Die
laatfte omftandigheid, alleen, maakt het Verhaal
genoegzaam verdagt.
Doch fchoon m e n deeze fabelen de Vrouwtjes De Moe-
, , dervlak»
al uit het Hoofd kon praaten ; men zal haar,, ken>
willens o f onwillens, moeten toeftaan, dat ten
minfte de Moedervlakken * uit iets dergelyks * N***
haaren oorfprong hebben. En, inderdaad, in: -
dien zy bewyzen kunnen dat ’er Moedervlakr
ken z y n , zal men ’t haar ligt gewonnen gee-
ven. Maar hier in beftaat het Gefchil, zal men
zeggen. Geen Kind, byna, komt ter wereld,
I . De e i. i Stuk. V o f