L Afdeel deien is, op ver naa, overal zo groot niet als te
IJ,Hoofd-Londen: want de Fleer du Pre' de St . Maur
heeft zig uit een groot getal Waarneemingen,
die in Vrankrykzyn gedaan, verzekerd, dat’er
zeven o f agt, Jaaren vercifcht worden, eer de
helft der Kinderen, die op een zelfden tyd ge-
boorenzyn, Kerft. [Uit naauwkeurigé Aantekeningen,
in een voornaam Hollandfch Dorp,
omtrent tagtig Jaaren lang gedaan , heeft de
Heer Struyck opgemaakt, datbykans de helft
der Kinderen, beneden detien Jaaren Ouderdom,
fterft. De Sterflykheid der Jonge Kinderen
fchynt trapswyze te verminderen, tot aan den
Ouderdom van zes Jaaren ( f) . (Zelfs in de eerste
Maand Kerven ’er, van zeker getal Kinderen,
niet veel minder, dan in de overige elf Maanden
van t eerfte Jaar, en ’t getal der Kinderen,
die binnen ’t Jaar heen gaan, is ruim twaalfmaal
zo groot, als dat der genen, die tulfchen de een
en twee Jaaren oud Kerven (§). Vandevyftot
de tien Jaaren is de Sterflykheid zeer klein,
want op dien Ouderdom Kerft naauwlyks een
twintigKe deel der Kinderen, die onder de tien
Jaaren overlyden.
Proportie Onder de Geboorenen zyn, volgens een be-
<WJonge£. lten d ige W e t der Natuur} al£yd meer j ongens
Meisjes. dan
lykheid, zo wel als die des ouden Tafels Tan den Heer
H a l l e y , de Heer S t r u y c k en anderen zeerklaar'aange-
toond hebben; ook komt die geenszins met de Ondervindingen
van verfcheide Plaatfen hier te Lande overeen.
Zie de Uitgezogte Verhandel. It. D e e l , bladz. 70, enz.
(t) Zie zyn Nader Ontdekkingen, noofens den Staat
jan
dan Meisjes, en, volgens de Ondervindingen I. Afdeel.
door gemelden Heer, uit de Aantekeningen van I!. Hoofd-
verfcheide Plaatfen in ons Nederland, opgemaakt,
zou het ’er op de honderd omtrent zes verfchil-
len: Volgéns de SterflyKen van Londen is de
proportie van de Jongetjes tot de Meisjes, in
honderd - zeKien Jaaren tyds, ook geweeK als
91 tot 86 (ft)*
Van de Kinderen komen eenigen dood ter Doodge-
Wereld, en dit wel omtrent van de vyf-en-^™™” **
twintig één. De gewoone Kraam is van één gen, en*.
Kind, doch men vindt ’er ook van twee, drie
en meer. Onder de vyftig levendig gebooren
Kinderen fchynt omtrent één Paar Tweelingen
te zyn (§§). Drielingen komen hier te Lande
zeer weinig, en Vierlingen nog zeldzaamer voor,
en byna nooit ziet men ze in ’t leven blyven.
Zo men Aristoteles geloof maggeeven, waren
de Drie- en Vierlingen oudtyds in Egypte
gemeen en de Vyflingen niet zeldzaam. Onder
üe hedendaagfehen vindt men ook geloofwaardige
Voorbeelden van vyf Kinderen t’eener
Dragt: doch dit fchynt de uiterKe paal te zyn
der Menfchelyke Vrugtbaarheid; fchoon by fom-
migen gefproken wordt, van ze s, zeven en agt
Kinderen, te gelyk gebooren
’t Is
van 't Menfchelyk GeJUgt. Amfterd. 175^, bladz. 172.
(§j Zie de Uitgezogte Verhandelingen. II. D e e l .
.bladz. 78.
(jf) Nader Ontdekkingen, enz. bladz. iö i .
(§§) In ’t zelfde Werk. bladz. 166.
(>J<) H a l l e r . „Ar,nat, in Praleft. Botthav, Tom. V.
P. 2. pag. 5 51.
I, D eel. i . Stuk. M 4