I . A fdeel, [’t Is onbefchryflyk, aan welk eene verfchei-
II. Hoofd- denheid van Kwaaien het ophouden der eerft
- - l- aanftaande of reet5s eeni’ge Jaaren gewézen Ston-
geUirioo- dcn 5 de Vrouwsperfoonen onderhevig maakt,
zingen van Men heeft ’er de Vallende Ziékte, Dolheid o f
Kazemy, en de Dood zelve uit zien voorkómen':
ja alle foort van Ziekten, zegt H ip po c r a t e s ,
Ipruit uit dezelven. Doch niet minder verwon-
derlyk is ’t , welk een menigte van Wegen dee-
ze Ontlafting zig , wranneer de natuurlyke Uitgang
was verhopt, gebaand hebbe, om den
Menfch in ’t leven te behouden. ■ Bloedfpuu-
wen en Bloedbraaken is gemeen: ook ziet men
’t dikwils met den Afgang loozen o f door de
Neus, uit de Keel, Kwylvaten, enz. Doch
men vindt ook Voorbeelden, dat het Bloed, in
de zodanigen, door de onzigtbaare Gaatjeis der
Huid is uitgekomen: in fommigen boven óp het
Hoofd, uit de Wang, uit den binnenben Ooghoek
, uit de tip van de Neus, uit het vel van
de Rug, de Borden, den Duim en de enden
der Vingeren: in eenigén als Zweet, in anderen
met een fpringende Straal, en fomtyds uit de
Armen, Beenen, en verfcheide plaatfen van ’t
Lighaam, te gelyk.
Onder de Mansperfoonen zyn eenïge weinigen
ook aan dergelyk een Maandelykfe Ontlafting
onderhevig. In ’t algemeen wordt aangemerkt,
dat zy om de Maand, of minder o f meer tyds,
eenige Dagen hebben, wanneer hun een Overvloed
van Vogten traag, vadzig en onluftig,
maakt.
maakt; ’t welk niet dan door ccnrykelyke Ont-1.Afdeel»
lafting, ’t zy van Zweet, dik drabbig Water, II.Hoofq-
of van Bloed overgaat: welk laatfte men in ee-STUK'
nigen door de Neus of de natuurlyke Wegen,
in anderen op veelerley plaatfen, en zelfs door
de toppen der Vingeren, heeft zien loozen.]
Het Lighaam krygt zyn volle langte zelden
Voor dat de Menfch den Staat van Huwbaarheid waflenheid.
bereikt heeft. Sommige Jonge Lieden worden
weinig of niet grooter na hun veertiende Jaar; ,
anderen blyven groeijen tot de twintig Jaaren en
daar boven. Byna allen zyn z y , in den tyd van
hunnen Wasdom, rank van L y f en fchraal van
Leden, hebbende dunne Beenen en Kuiten; alzo
de tuflehenruimten der Spieragtige deden nog
niet naar behooren met Vet gevuld z y n :
maar' allengs neemen die in dikte toe, de Spieren
krygen haar gedaante en volheid, de Leden
worden ronder en Vleeziger, en het Lighaam
komt, voor den Ouderdom van dertig Jaaren,
in de Mansperfoonen tot den hoogften trap van
Volmaaktheid, ten opzigt van de Geftalte. De
Vrouwelyke Sexe bereikt, doorgaans, veel vroe-.
ger dien ftaat van Volwaflënheid. Z y zyn eerder
huwbaar; haare aangroeijing, die, over t
geheel genomen , zo groot niet is als in de
Mansperfoonen, gefchiedt ook in minder tyds:
want, dewyl haare Spieren en alle andere Lig-
haamsdeelen, zwakker, loffer en weeker van zelf-
ftandigheid zyn, dan die van ’t Mannelyk Lighaam
, gelyk zelfs in de Beenderen blykt; zo
I.Dcxl. i Stuk. heb