I . A fdeel. Deeze woont in Afrika zegt L in n ^eus , doch
Iv.H00FD.is niet zeer bekend.
stuk. (12) Ge/laarte Aapy met wyde ruige Oor en,
Jacchut. een zeer tan ge en zeer ruige Staart, de
Nagelen Elsvoyze doch die der Duimenrond
aan ,t end,
Deeze Aap, die in Brafil, alwaar hy woont,
Sagouin genoemd wordt, i s , volgens den Heer
B r is so n , zeven en een half Duim lang en
heeft een Staart van elf Duimen, die met een
digte Vagt van zwartagtig bruin en grysagtig
Hair geringd is. De Ooren zyn rond, met
lange witte Hairen omzet. Al het Hair van ’t
L y f is zeer fyn en zagt op ’t aanraaken, en
door zyn verfcheide Koleuren maakt het de
Rug, overdwars, met rood en grys beurtlings
• gebandeerd. Boven de Neus, tuffchen de Oo-
gen, is een witte Plek. Dit Dier, zegt L in -
n /e u s , is hoogmoedig, kan geen ongelyk ver-
draagen en fchreeuwt byfter luid.
Xiii, (13) Geftaarte Aap zonder Baard, met neer-
Pl^VL* hangend Hoofdbair.
Fi£, 3. Dit Aapje, dat, volgens de Afbeelding van
den Heer E dw a r d s hier op Pl . VI. Fig. 3 ge-
bragt, opzittende de hoogte heeft van omtrent
v y f Duimen, is getekend naar een levendig
Dier-
• (12) Cercopithecus Brafilianus 3 , Sagouin. Cius.Earot
372. T. 372. R aj. Quadr. iw f ,160. Caguiminor. M arccr.
Bms.iïy. Pet. Gaz.zó. T. fig .f. Klein. Dub, 11. T .i .
(13) Cercopithecus minimus Mexicanus, Capiliitio ni*
▼ eo. E dw. tgj. Tab. *95-.
Diertje, ’t welk de Graavin van SufFolk hadt, 1. Afdeel.
zynde een Wyfje. Het Aangezigt is zwart,iv.Hoorn-
doch doorzaaid met kleine witte Hairtjes, wes-sTüK*
halve ’t zelve zig grys vertoont, met een wit-
agtigen kring. De Oogen zyn zwart, zo wel
als de Ooren. Het Hoofdhair, wit en lang,
hangt langs de Schouderen, gelyk de Hairlok-
ken van een Vrouwsperfoon. De Rug is bedekt
met bruinagtig Hair, dat naar onderen
toe roodagtig of Oranjekleurig wordt. De
Keel is zwart en kaal; de Staart aan ’t end
zwart, voor ’t overige ros; de Buik en Pooten
met wit Hair bedekt. De Pooten hebben v y f
Vingeren met fcherpe Nagelen gewapend, als
die der Inkhoornen. Het zonderlingfte in dit
kleine Diertje is, dat het een zagt en fyn Geluid
maakt, Jt welk veel naar t zingen van een
Kanary-Vogel zweemt. Het is vlug en maakt
dergelyke kabrioolen als de groote Aapen, en
dit gedaan hebbende loopt het fomtyds langs
het Vertrek met een opgeheven Staart, wanneer
het zeer veel gelykt naar een klein Leeuwtje.
Om die reden wordt hetzelve ’t kleine
Leeuw-Aapje van Vera Cruz genoemd.
De Heer Brisson befchryft, onder den naam
van klein Leeuw-Aapje, een dergelyk Meer-
katje, dat in ’t Jaar 1754 uit Brafil gebragt en
aan Madame de Marquife de Pompadour vereerd
werdt; doch dit was <?ver ’t Lyfgeelagtig
wit, met ros Hair om ’t Aangezigt en roodag-
tïge Pooten.