B e s c h r y v ï n c
I. Afdeel
VLHoofd
STUK.
Rangfchlk.
king der
Ouden,
404
zyn in ’t Vers van Ovidiüs begreepen, daar
hy zegt: Zy haat en V Licht grootelyks; zy vliegen
by Nagt , en hebben van den laaten Avond
haar en Naam (*). In ’t Italiaanfch noemt men
z e , insgelyks, Nottola, Vefpertilione, als ook
Ratto penago of Pipiflrello, dat is gewiekte Rot,
of piepend Dier, wegens ’t Geluid dat zy maa-
ken, De Franiche Naam Cbauve-Souris, dat
zo veel zegt als een kaale Muis, fchynt minder
gepaftheid te hebben dan de Nederduitfche,
die waarfchynlyk afkomt van ’t Hoogduitfche
Woord Fledermaufs, waar mede men dit Dier
betekent; dat in ‘t Engelfch Flütermoufe of ook
Bat genoemd wordt.
De Ouden; hebben getwyfeld o f de Vleder-
muis moed geplaatft worden in den Rang der
Vogelen of der Landdieren. Plato noemde
dit Dier een Vogel die geen Vogel is, om dat
het Borden heeft; weshalve Aristoteles en
Plinius hetzelve plaatden onder de Viervoetige
Dieren. Bellonius, niettemin, maakte geen
zwaarigheid, om het, wegens de Wieken o f Vlerken
, te tellen onder de Vogelen, en hier in is
hy gevolgd door Gesnerus , Aldrovandus , en
door Johnston, die den Vledermuis een plaats
geeft in den Rang der Landvogelen die Vleefch
eeten o f Verfcheurende zyn van aart, en als
zodanigen een middelfoort uitmaaken.
De
(* ) ■■ — - ■ ■■ Lucemque perofee,
Node yoiant , Jtroqne tenent <t ■ P'espere nomen.
Met. IV. i2 .
I> voornaamde hedendaagfche Natuurbe-1. Afdeel.
fchryvers demmen overeen, dat de Vledermuis VLHoofd.
tot de Viervoetige Dieren behoore, dewyl hy VandeHe.
niet alleen Borden maar weezentlyk vier Poo- dendaag*
ten heeft, daar hy eenigermaate mede loopt,
Klein begrypt hem, in zynen Tafel der Viervoetige
Dieren, met. den Inkhoorn, Ro t,
Muis°en Mol, onder den Geflagtnaam van de
Sorex in het Vierde Gezin der Dieren van den
Tweeden Rang, naamelyk die Hairig en Gevingerd
zyn (t> De Heer Brisson brengt
de Vledermuizen in zynen Veertienden Rang
der Viervoetige Dieren, waar van hy twee Af-
deelingen maakt, naar dat de Vingeren der
Voorpooten van elkander afgezonderd of door
middel van een Vlies famengevoegd zyn. De
eerfte Afdeeling beftaat uit den Maki of Inkhoorn
Aap, voorheen befchreeven; de tweede
uit de Vledermuizen, waar*van hy zes Soorten
opgeeft. Zie hier, welke de Kenmerken van dit
Geflagt van Dieren volgens deezen Heer zyn. .
Zy hebben vier Snytanden in de Boven-en Kenmer-
zes in de Onderkaak: de Vingers zyn met fcher,
pe Nagels gewapend, die der Voorpooten tesoN.
famen gevoegd door een Vlies dat tot Wieken
is uitgefpreid, die der Agterpooten van elkander
afgefcheiden. De Snytanden van de Bovenkaak
zyn, in alle de Soorten van dit Geflagt,
fcherp en by paaren van elkander afftaande: de
mid-
(*) Zie deUitgezogte Verhandelingen, LDeel.W. 459.
iDfisu I, Stuk. C c 3
s i
«ui
V-SSB ■■Éi