Inleiding. Tegen ’t end van den Herfft, wanneer de In-
Zwaluwen. fekten beginnen te verdwyneii, zoeken de Zwaluwen
, die alsdan niets meer te eeten hebben,
eene Schuilplaats tegen de flrengheid van jhet
Winter-Saizoen , op den grond der Meiren of
Slooten, tuflchen het Riet en de Biezen, komende
niet daar van daan voor het begin van ’t
Voorjaar, om dan weder in de Lugt te vliegen.
Dit is ’t gevoelen van verfcheide Hoog,
duitfche Naturalilten , doch anderen meenen,
dat zy over de Zee gaan en warmer Geweflen
opzoeken tot haare Winterwooning.
In alle Dieren, die het koude Jaargety dus
zonder Eeten doorbrengen, merkt men aan, dat
de werking der Darmen zo lang ophoudt, ’t
gene maakt, dat zy geduurende dien tyd in ’t
geheel niet met Honger zyn gekweld, volgens
de Proefneeming daar omtrent in ’t werk gefield
door den Heer L ister. Hun Bloed flremt
niet in het Kommetje, gelyk het Bloed der andere
Dieren, en is daar door bekwaamer om
niettemin door de Vaten te blyven omloopen.
Veldhoen- De Veldhoenders graaven zig dikwils Holen
onder de Sneeuw, die zo ruim zyn, dat zy ’er
des Winters niet alleen in woonen, maar zelfs in
loopen kunnen. Z y ruijen in den Zomer, zo
dat z y , in de Maand Auguftus niet meer vliegen
kunnende, gedwongen zyn door deBofïchen
te zwerven, om hun Voedzel te zoeken, dat zy
. niettemin zonder veel moeite bekomen; dewyl
de Blaauwbefïen, dan ryp zynde, hun genoegzaazaame
Spyze uitleveren. De Jongen, in tegen- Inleiding,
deel, ruijen niet in ’t begin van den Zomer, als
o f de Natuur dit zodanig gefchikt had, dewyl
zy nog niet in flaat zyn fnel te loopen, en derhalve
hunne Wieken noodig hebben, om weg te
vliegen, wanneer hun eenig gevaar dreigt.
Vertrekken niet verfcheide Vogelen, die van
Infekten leeven, tegen den Winter, -wanneer
hun.in de Noordelyke Landen, door Koude en
Vorfl, Voedzel ontbreeken zou, naar warmer
Land-en Lugtftreeken (*) ?
Onder alle bekende Dieren vindt men ’er De Dieren
• i * vernielen
naauwlyks eenigen , die met met anderen in en ver(ljn_
Oorlos' zvn : want zy' leeven altemaal niet van den elkan,
ö . tt der.,
Plantgewajlen of derzelver Vrugten, maar veelen
flrekken kleiner Diertjes, dan zy zyn, tot
Aas. Zulke, die men Roofbeeflen of Verfcheu-
rende Dieren noemt, eeten dagelyks verfcheide
andere foorteh van Beeflen, die door hunne
zwakheid buiten flaat zyn om zig te verdedigen
tegen derzelver geweld. Op die zelfde wy-
ze worden alle Dieren, van de Infekten af tot
de grootfle Dieren toe, vernield.
De Plantluis, die haar voedzel heeft van de
Bladeren der Boomen en Kruiden, wordt door
zekere Vliegen verflonden : de Vliegen van
veelerley foort zyn de prooy der Spinnekoppen,
eeo uitvoerige Verhandeling, daar over, in het
V. D e e l , der Uitgezogte Verhandelingen, bladz. 18. Als
ook in de voorgaande Deeien, alwaar het Stuk, voaar de
Zvcalu-wen en de Oijeyjars oyetvotntcren 9 in t breedeon*
derzogt wordt,
1. D ïe l . i Stuk.