ï . Afbeel. een Schepzel, dat voor een Sater of Bofch-Menfch
l i l Hoofd ’t fchepe komt, op vier Voeten loopen' gaat,
of iets Dierlyks vertoont in zyn Gebaarden, aan-
ftonds uitroept, het is een Aap; even of niet
de Wilden en Negers, zo we l, ja ruim zo
hard, op Handen en Voeteöloopen konden, als
op de Voeten alleen, en in veele dergelyke
Menleken is de Houding niet minder wild,
dan in deezen Bofch-Menfch der Indiën.
Denkbeeld Ten opzigt van den voorgaanden Bofch-
der Negers.Menfch van Guinèe, Ouojas-MorroiL genaamd,
om dat hy in het Afrikaanfche Ryk Quoja ge-
• vonden wordt, vindt men aangetekend, hoede
Negers gelooven, dat zy uit Menfchen voortkomen
, en half Beellen worden door in de Bos-
fclièn en onder de Aapen te woonen; een dergelyk
denkbeeld als de Javaanen hebben van hunnen
Orang-Outang. Z y eeten Vrugten en wilden
Honig; zy vegten alle oogenblikken met elkander
, en zyn, naar men verhaalt, Hout genoeg,
om op een gewapend Man aan te Vallen. Zulk '
of dergelyk een Schepzel zal het waarfchynlyk
geweeft zyn, ’t welk deezen Zomer, onderden,
riaam van Sater, uit Amerika in Spanje werdt
gebragt.
Menfchen 0 n d e r de Ouden zyn veele van gedagten ge-
mer Staar- wee f l , dat de Saters Staarten' hadden, ja wel
ten. >
zeer lange,Staarten gelyk die van een Paard, zo
Pausanias fchryft. Onze Bofch-Menfch heeft
in ’t geheel geen Staart, doch dit alleen onder-*
fcheidt hem van de Aapen niet, dewyl daar,
ononder
ook zonder Staarten zyn , gelyk wy i .Afebeêü
in 5t volgende Hoofdftuk zien zullen , en iilHoofd-
volgens de Berigten der hedendaagfehen zoudensaüK* *
’er Menfchen met Staarten zyn. Joh ank es
A lton Helbigius fchryft, in zyne Waarnee-
mingen omtrent verfcheide zeldzaamheden der
Indiën; dat de bewooners der Gebergten, in
de Provincie Kelang o f Quelang, op het Eiland
Formofa, byna allen , volgens hun eigen
bekentenis , Staarten hebben boven ’t Fondament.
Ik heb ’er gezien, zegt h y , die ze kaal
hadden, even gelyk Varkens-Staarten. En., o f
men de geloofbaarheid van deezen Schryver
mogt in twyfel trekken, zal ik hier ’t getuige-,
P nis bybrengen van den voornoemden Bontius ,
’t welk'volkomen geloof verdient. .
Hy zegt; ,, in ’t Ryk vanSuccodan, ’twelkVerhsal*an
„ onze Kooplieden veel bezoeken, wegens deBoNTlüS■
„ Ryft en Diamanten , zyn Berg-Menfchen met
„ Staarten, welken veelen van ons Volk aan
5, ’ t Hof des Konings van Succodan gezien heb-
„ ben. Die Staart is een uitgroeijing van het‘
Stuitbeen * , ter langte van vier Vingeren of * Os Coccy-
„ een weinig meer, even als de afgekapte Staart
„ der Honden die wy Spligiones noemen, maar
„ kaal of zonder Hair.”
Dé ruige Staart - Menfch , een Inwooner, Gevoelen 0 van Linvan
[de Zuiderdeelenj des Aardkloots (zegt N*us.
L inn^üs) is ons onbekend , en daarom be-’
paal ik niet , of hy tot het Geüagt dèr Menfchen
behoore o f tot dat der Aapen. ’t Is
I . D eel. i Stuk. won