I. AFDEEi..wende Beeften. Men zag in dén binnenften
Vil. Rok van dit Ingewand, voor ’c overige, ver-
sm;0FD Meine gaatjes, waar onder éenige grootere
, die veel geleeken naar de Klierswyze
greintes, die men in de Varkensmaagen vindt*
De Lever, die, drie Voeten lang zynde, in
twee byna gelykê Lobben was verdeeld, hadt
van buiten ècne zeer bruin groene koleur, van
binnen was zy Afchgraauw, droog en hard van
zelfftandigheid, omtrent als gekookte Lever.
Maar ’t aanmerkelykfte was, dat men ’er gee-
ne Galblaas aan vondt, ’t geen men in een O-
lyphant, die voor eenige Jaarch in Engeland is
ontleed gewerden, ook waargenomen heeft.
Daar tegen was de Galbuis zeer dik en hadt
haare inplanting in dert Darm, op drie Voeten
afftands van den uitgang der Maag. De Poort-
Ader, die op de zelfde plaats uit de Lever
voortkwam, 'hadt de wydtc van veertien Liniën.
De Milt , die langs den bodem van'de Maag
door middel van het Net was aangehegt, hadt
de langte van drie Voeten en de dikte van ze*
ven Duimen. In den Olyphant, dien Giixius
ontleed heeft, veel kleinder dan deeze, was
zy vier Voeten lang; ’t welk niet overeenkomt
met het gene Aristoteles beweert, dat de'
Olyphant de Milt, naar zyn Lighaam te rekenen
, kleiner heeft dan eenig ander Dier; Haa-
• re zelfftandigheid was zeer hard, én beftondt
•uit digt tegen elkander aan fluitende'Vezelen.
Het Al vlees, een Voet lang zynde f maakte eert
Ka-
VAN DEN OLVPHANT. 455
Kanaal, met de Galbuis gemeen, ’t welk meti. Afdeel.
een Tepeltje , van grootte, als een Noot, in den
Darm uitliep. In de Nieren waren , aan de STUK>
uitwendige Oppervlakte , vecle Klicragtige
greintjes, met hunne kleine Loosbuisjes, zigt-
baar.
Omtrent. de dcelcn der Voortteeling, ftondt^^DeeJen^^
mgn zeer verbaa&d, wanneer men ^lcezen Oly-, teeling.
phant, by ’t openen,, ecu Wyfje bevondt te
zyn , daar men hem» geduurende al den tyd
van zyn verblyf tc .Verlailles, voor een Mannetje
gehouden hadt. Aan dit D ier, naamclyk,
vertoonde zig uitwendig een Lid, van twee
Duimen dik, ’t welk mén.toen bevondt de Kittelaar
te zyn, die, ala, gewponlyk, haaren oorsprong
mét twee takken hadt yan.de Schaaip»
beenderen. De Lyfmoeder was zo ver inwaards
geplaatft, dat ’er, tuffehen den uit-en inwendig
e M on d, , een afftand gevonden werdt van
drie en een hal ven Voet. Z y hadt de langte
van agttien en de breedte van tien Duimen,
zynde langwerpig rond van gedaante, van binnen
effen en glad. Dit Lighaamsdeel liep in
twee,Hoornen uit, die niet, gelyk gewoonlyk
in de Dieren, zig aanftonds afzonderden.»maar
wel een Voetlang tegen elkander aap gevoegd
waren, en vervolgens zig in twee takken fcheid,
den. Zy hadden de langte . van twee en eeh
half Voet in ’t geheel, zynde in ’t begin anderhalf
Duim, omtrent.het midden zes en aan’t end
drie Liniën wyd» De Trompetten waren zeer klein.
r f f 4 en , i . D kkl. i , Stuk, - L t