iNLfiiDiNG.deelen des Lighaamsaan, als min of meer Aan-
doenlyk voor Prikkeling*: hy verbeeldt zig,
dat deeze hoedanigheid plaats heeft in de aller-
kleinfte Vaatjes van een Leevend Dier, en dat
fcy noodig zy tot het fyn maaken en verdeden
der Vogten.
kTnr|eIy' ZiC daar Cen groot Verfchil in fchyn; doch
Gevoelens. de Zaak komt byna op ’t zelfde uit. De Heer
Girard erkent dat de Aandoenlykheid alleen
toe te fchryven zy aan de Spiervezelen, doch
hy meent dat de Prikkeling door de Zenuwen gevoeld
en dus aan de Spiervezelen medegedeeld
worde. Want, zegt h y , als men de Zenuwen
bindt of affnydt, die naar eenig Werktuig toe-
gaan, heeft er het Gevoel en de Beweeging
geen plaats meer. Dit erkent de Heer Hal-
ler , maar hy befluit uit de Ondervinding van
het fland houden der Aandoenlykheid na de
dood, en daar uit, dat zy plaats heeft in de Dee-
len die van ’t Lighaam afgezonderd zyn , niet
alleen, maar ook in zulke Vezelen, daar de Zenuw
van afgefcheiden is; dat de Aandoenlykheid
..onaf hanglyk zy van de Zenuwen. Plet komt
’er thans op aan, wie van deeze Waarneemers
grooter bekwaamheid gehad heeft tot het in ’t
werk Bellen der Proefneemingen: want het is
my eenigzins verdagt, dat de zelfde Deelen
op den eenen tyd , en in ’t eene Dier, Gevoelig
zouden zyn , op een anderen tyd en in een
ander Dier niet, gelyk Bianchi zegt ondervonden
den te hebben (*). Is het niet veel waarfchyn-Inleiding.
lyker, dat op den eenen tyd Zenuwen geraakt
zullen zyn, op den anderen niet; daar men weet,
dat dezelven zo moeielyk af te Icheiden en te
vermyden zyn, inzonderheid .in leevende Dieren?
Ook zyn de Ondervindingen vah Haller ,
daar de Franfchen zo veel op te zeggen weeten,
in Engeland door nieuwe Proeven beveiligd geworden
( f ) . n e Aan
Het fchynt derhalven onbetwillbaar, dat de ^
Aandoenlykheid voor Prikkeling de naafte Oor-heid te de
.zaak is van het Dierlik Leven: doch wy denken Dieren niet.
niet, dat dezelve de Ziel der Dieren zy ^ fchoon
de Stahliaanen zulks beweeren. Immers de Ziel
wqrktin de Dieren, tot de NatuurlykeenDier-
lyke Beweegingen, zo wel door de Zenuwen
als in den Menfch, en dus zou men de Ziel geheel
Werktuiglyk maaken, of de Werktuigen
en Deelen, die van ’t Lighaam afgefcheiden zyn,
bezield, ’t Zy ons genoegzaam , dat deeze
Eigenfchap , de Aandoenlykheid voor Prikkeling,
onaffcheidelyk is v a n ’t Dierlyk Léven:
dat zy in ’t allerkleinlle Beginzel van een Die r ,
de Springende Stip in V Ey * door Harv^ .U S ^ ^ « «
genoemd, plaats heeft, die door de allermin- o?»
fte Prikkeling, de enkele Warmte, in beweeging
wordt gebragt; en dat zy het allerlaatfte
blyk of overfchot van Leven is in de Dieren.
Indien men nu eindelyk vraagen mogt, of dte^^<Ier^
Ge-der zelve j
(*) Zie hier voor, bladz. 66.
(■j-j Pbilof. TransaCïions. Vol- XLIX.P. I. for 1755 ?•
I.Deïi.. X Stuk. E 5