I. A fdeel. De Heer L innaïus noemt dan de Troglódf-
HLHoofd- tes een N a g t -M en s ch , en onderfcheidt hem
STÜK* dus, als een byzonder Sbört, van de ‘Dag-
vingVan^ Menfchen, waar onderhy alle anderen , die op
L innaus. den Aardbodem leevenen hun Verftand hebben,
begrypt (*). De Woonplaats is, volgens Pli-
Jstos , aan de Grenzen van AEthiöpie, volgens
de hedendaagfchen in de Spelonken van Java j
Amboina en Ternate. Het Lighaam is blank,
regtop gaande , de helft kleinder dan het onze.
Het Hair van ’t Hoofd kroelt o f Wollig
'ondereen gedraaid , gelyk in de Negers j
doch wdt van koleur : de Oogen rondagtig,
met een Goudgeelen Appel en Kring; dè Oogleden
van vooren opleggende met een Oogluikend
Vlies. Hy kykt over zyde, is by dag blinden
houdt zig fchuil; by nagt ziet hy en gaat uit",
om zig de Kolt te befchaaren. De Ouderdom
is vyfentwintig Jaaren. Hy fpreekt met een
gillend Geluid: hy denkt, en gelooft dat de
Aarde om zynent wil gefchapen is, en dat hy
eens weder daar over heerfchen zal; indieri
men de Reizigers gelooven mag.
Bofch- De Heer L innjeus wylt ons "tot dat Schepe
n Jara. z e i, ’t welk door den Geneesheer B o n t iu s ,
#yPL"lV' te Batavia gepraktizeerd heeft, isafgebeeld
en befchreeven, onder den’naam van Orang.
Outang, dat B osch-M en sch wil zeggen in de
Indifche Taal, en waar van ik de Afbeelding
hier nevens heb gevoegd. Daar uit fchynt te
'd l ..................... ■ bl>>
(*) Zie bladz. 141.