«
I , Afdeel. Rivicrpaard van den Nyl daarmede gemeend.
VN. De Romeinen , die in ’t Leger van Koning
Hoofd- Pyrrhus in Lucanie.eërR Olyphanten zagen,
noemdenze Lucas Boves; ’t welk eenigzins waar-
fchynlyk maakt, dat de Naam van’t Hebreeufch-
Elepb, een Stier, afkomftig zoude kunnenzyn.
Immers, dit is zeker, dat fommigen hem, by
uitfleekendheid, het IndifcheBeeft, enhetvoor-
naamfte aller Beeften genoemd hebben, dewyl
hy alle Dieren, die ons op ’t drooge van den
Aardbodem bekend zyn, in grootte overtreft.
Rangfchik* De Heer Klein heeft den Olyphant gebragt
king. jn het Vyfde Gezin van den EerRen Rang,
zynde de Hairige en Gehoefde, om dat hy v y f
Hoeven heeft aan ieder Poot (*). De Heer
Brisson begrypt in zynen Derden Rang twee
Viervoetige Dieren , die elk een byzonder Ge-
jflagt uitmaaken, te weeten de Olyphant en de
Zee-Koe, als beiden geen Snytanden , doch
Hondstanden- en Kiezen hebbende ( f ) . L in-
njeus hadt voorheen den Olyphant, in den Vyf-
den Rang, onder de Jumenta geplaatR ( t) ,
doch in zyne laatfte verbeterde Uitgave van
het SamenRel der Natuure, brengt hy hem int
deezen Tweeden Rang; waar door hy van den
Rbinoceros, daar hy te vooren nevensgeplaatft
was, ver afgefcheiden wordt (§).
Oiv
(*] Zie de Ultgezogte Vsrhandel. I. D eel bl. 458.
(f) Zie bladz. i n . hier voor.
( f ) Syfh. Nat. Ed. VI.
(§) Zie bladz. 133, 135", hier voor.
v a n d e n O l y p h a n t . 421
Onder de oude en hedendaagfcheSchryvers is
een merkelyke onzekerheid geweeR, of de O-
lyphant, wegens het maakzel zyner Pooten,
tot de Gevingerde of Gehoefde Dieren gebragt
moeft worden. P l in iu s zegt dat hy v y f Vingeren
heeft, die plomp van gedaante en met
Hoeven niet met Nagelen gewapend zyn, naauw-
lyks van elkander afgezonderd. Hier jn Remden
de volgende Autheuren overeen, doch de
I. A fdeel.
VII.
Hoofdstuk.
Twyfeling
over de
Pooten.
Heer Ray heeft aangemerkt, dat het onderRe
der Pooten naakt was, zynde het bovenRe der
Vingeren alleen met de Hoef bekleed, zo dat
men niet kon zeggen, dat hy op Hoorn gaat,
gelyk het Paard, de Ezel, en eenige andere
Dieren. Die zelfde Schryver, egter, fcheen te
twyfelen over het maakzel,deezer Pooten, bekennende
dat hy ze niet dan in Afbeelding had
gezien, en merkte het Dier derhalve aan als
een middelfoort, tuffehen die met Hoeven en
Klaauwen.
De Heer d e W il d e , een Lid der Akademiè
van Petersburg, heeft door zyne Waarneemin-
gen dit Ruk in grooter licht geReld. Hy ontdekte,
in een Dier van dit Geflagt, dat aan de
vier Pooten een Hoornige ZelfRandigheid was,
die niet alleen het bovenRe deel der Vingeren
bekleedde, maar den geheelen omtrek daar van
maakte, of liever de gantfche toppen omvatte.
Dit deedt hem den Olyphant houden voor een
Gehoefd Dier, en voor een middelfoort tus-
fchen die welker Pooten geheel en die welker
Waarft eenlingen
daar omfe
it
P § :
Ü
WK
ïm
§f
iS l