I A fdeel. °Pzi§t van de ëedaante deezer Diertjes, waar-
II. Hoofd- omtrent een groot verfchil geweeft is onder hun,
stuk. -en waar aan L e e uw e n h o e k zelf in vervolg van
■ tyd twyfelde. Sommige van de allerbekwaam-
iten in dit Stuk, gelyk B a k e r en V a l i s n i e r i ,
hebben de Afbeeldingen van L e e uw e n h o e k
flegts gekopieerd. Weinigen zyn zo edelmoedig
als de Heer H a l l e r , die getuigt, dat hy
geen Glas vond onder die van ’t Mikroskoop
van Ciüpeper, ’t welk deeze Diertjes in genoeg-
zaame grootte vertoonde , om derzelver gedaante
, genoegzaam duidelyk, te onderfcheiden (*).
Waarnee.» Zie hier de Waarneemingen van den Heer
mingen van N e e d h am op het Zaad van een foort van Zee-
^ “ “ M'Kat, genaamd Calmar, in welker Hom deeze
fcherpziende Heer de zogenaamde Zaaddiertjes
veel grooter dan in andere Viffchen vondt, ja
zo groot dat men ze met het bloote Oog kon
zien, zynde drie vierde Duims lang. Geduu-
xende dengeheelen Zomer, toen byte Lijfabou
de .Zee-Katten opende, vondt hy in dezelven
geen het minfte blyk van Hom. Het was tegen
’t midden van December, dat hy de eerfte tekenen
befpeurde van een nieuw Vat, metMelk-
.agtig Sap gevuld. Dit Sap, vervolgens door
hem onderzogt zynde, vondt hy niet dan on-
doorfchynende Bolletjes te bevatten, die in zéker
foort van Weiagtig Vogt dreeven, zonder
^enigen fchyn van Leven: maar eenigen tyd
daar
(*) <Annot. in Prxl. ^Acai. BeerhariiY ol. V . P - k
-P-3S4- e*
daar na wierdt hy in ’t Vogt uit de Hom van I. Afdeel.
, 7 ee-Kat, in verfcheide een andere Kee déelen der II. Hooed- jval , ui 7 . , stuk»
Bewaarplaats», gantfdr voltooide ge
deeltjes gewaar, die niets waren dan kleine
Veeragtige Lighaampjes,
Dezelven bellenden van buiten uit een door- L,|stamp-
fchvnende Kraakbeenagtige Scheede ol Koker, Hom der.
waar van het bovenend uitliep in een rondagti- Zee-
ge Knop of Hoofdje, zynde door de SdieedepL iv.
ï d f gemaakt , die zig omflaat en den d r e n f t^
doet van een Klapvlies. In deeze uitwendige
Scheede is vervat een doorfchynende Buis, die
het Veerend Lighaam , daar wy van fpreeken,
influit, benevens een Klepje, een Tonnetje o
Emmertje , en eene, Spongieufe zelfftandigheid
» De Schroef beflaat het bovenfte deelvan
de Buis en Scheede i de Zuiger en het Emmertje
zyn in ’ t middengeplaatft, en de Spongieufe
zelfftandigheid maakt het onderfte uit.
Deeze Werktuigen pompen hetMelkagtig Vogt;
de Spongieufe zelfftandigheid zuigt zig daar van
vol, en, voor dat het Dier Zaad fchiet, is de
geheele Hom niet anders dan een famenftel van
deeze gewerktuigde deeltjes, die het jVlelkag.-
tig Vogt geheel en al ingepompt en opgelekt
hebben.
Zo dra deeze kleine Werktuigjes uit het L Yf
van het Dier komen, en in ’t Water of in de
Lugt zyn, werken zy gelyk de Afbeelding * * ibid.
vertoont. De Veer ryft op, gevolgd van deLett-D*
Klep , het Emmertje en Spongieus Lighaam,
SJ* S S >twdk