Inleiding. komen, boort de Huid van het Rendier door,
houdt ’er zig geduurende den Winter in opge-
flooten, en wordt in ’t volgende Jaar eene Vlieg,
die met den Rok van haare Moeder omkleed zyn-
de wegvliegt, (*).
De Oflen worden ook op de zelfde manier geplaagd:
men ziet ze lpringen en zig beweegen
met een opgeheven Staart, om een kleine Vlieg
te ontgaan , die hun navolgt en ophoudelyk
dreigt te fteeken. Alle de wilde Viervoetige
Dieren hebbenLuizen, welke hun byzonder eigen
zyn, zo wel als dé Vogels, Viffchen en zelfs de In-
fekten. Tot deBoomen toe is ’er niets, o f het
heeft ’er eenigen van. Het Water zelfs heeft
zyn byzonder Ongedierte.
Gedaante- DeNatuur doet, volgens eenbyzondereWet,
d e fin feL byna alle de Eiertjes der Infekten verfcheiderley
,e0* Met Geflaltewiffelingen * ondergaan, na dat zy gelegd
morpl> o fes zyn op de plaatlèn, die voor hun dienffig zyn.
By voorbeeld, als het Ey van een Witje op het
Blad van de Kool gelegd is , zo verandert dit
Eitje in ’t eerft zig in een kruipende Rups, ïpet
zeftien Pooten , die de Bladeren af knaagt.
Deeze verandert van zelve in een Popje, zonder
Pooten, glad, van Goudkoleur, dat niet loopt
noch eet. Dit Popje verwilfelt zyne geftalte in
die van een Vlinder, wit o f van verfcheide ko-
leuren gemengeld, die vliegt, zes Pooten heeft
en
(*) Zie daar van in 't breede, de Verhandeling over den
Horfel der Rendieren door den Heer L inn^eus, in de
Uitgezojte Verhandeüngen, I. Deel. bladz. 641.
en Honig uit de Bloemen zuigt. Is ’er iets Inleiding.
verwonderlyker in de Natuur, dan dit kleine Dier,
’t welk zig op het Tooneel des Werelds, agter-
volgelyk, onder drie verfchillende gedaanten
vertoont, even of het drie geheel verfchillende
Geflagten van Dieren waren ?
Belangende de Wormen is het ’er nog ver Voomee-
vandaan, dat men de Wetten van Voortteeling, ! ^ r J ern>
die hun eigen zyn, zoude kennen. W y zien,
naamelyk,datzy in fommigen door middel van
Eijeren gefchiedt, en in anderen door levendige
Uitfpruitzels, gelyk met de Boomen. De Po-
lypus en Hydra zyn daar van voorbeelden. Het is
verbaazende te zien, hoe de Polypus verfcheide
Botten o f Takjes uitfehiet, door middel van
welken het blykt dat hy zig vermenigvuldigt.
Dat meer is , wanneer men hem in verfcheide
Stukken fnydt en die Stukken altemaal in’t Water
werpt, zo wordt ieder een volkomen Dier.
De Dieren vermenigvuldigen niet allen even Vermenig-
fterk. De Vrugtbaarheid is by uitftek groot in ^ Jferf n
fommigen; in anderen bepaalt zy zig aan een ^eier„ver;
0 3 T.T • ‘chalende.
meer o f minder groot getal. De Natuur egter is
in dit geval zeer mild , ten aanzien van de genen
, die van het kleinfte flag of in verfcheide
opzigten nuttig zyn; daar z y , in tegendeel, de
Spaarzaamheid fchynt te betragten, ten aanzien
van anderen.
De Myten, en een menigte van andere Infekten,
vermenigvuldigen zig tot het getal van
duizend in den tyd van eenige Dagen: daar, in
I. D&el. 4 Stuk* tegen*