ring: o f liever brengt hem in verwarring: ofeindelyk
doet hem ’t Oog afwenden van de Schepzelen, ende-
zelven met veragting aanzien, alleen de zodanige»
uitgezonderd, die hy tot zyn nooddruft en beftaan,
tot zyn vermaak o f voordeel liefkooft. D é wonder-
baare Geftaltewiffeling der Muggen, Vliegen en Kapellen,
by voorbeeld, is hem geen aanmerking waar*
dig: hy v e ra gt, verjaagt, vernielt deeze Diertjes,
om zig enkel op te houden metdenZyde-Worm. Van
t wild Gedierte heeft h y , om dat het hem benadeelt,
een afgryzen; hoewel hun Lighaam fraaijer, hunne
Huid fierlyker geïprenkeld , hunne vlugheid en kragt
oneindig grooter is , dan die der fchoonfte Oflèn en
Paarden. Van de Vogelen zal hy die verkiezen, welken
hem door hun Vleefch o f Eijeren, Gezang o f
Pluimagie, behaagen; van de Viflchen alleen die eetbaar
zyn. Hy agt de Planten en Boomen, die in ’t
“wilde groeijen, naauwlyks zyner opmerking waardig:
terwyl hy anderen, die dikwils minder fraay zyn, om
hunne vreemdheid in de Tuinen aankweekt, Hoe
fchoon ook de Graslanden praaien met eene weerga»-
looze verfcheidenheid van Bloemen, zy worden zonder
opmerking afgemaaid.
Sommige dingen egter dwingen den Menfch, als ’t
ware, om zynen aandagt nader qp de Schepzelen te
veftigen. In het bejaagen van zyn Voedzel, Woo-
Bing en Kleeding; tot veelerley gebruiken van de Samen'
menleeving; tot zyn enkel Vermaak, Liefhebbery en
Welluft ; vindt hy zig dikwils genoodzaakt, de Die ren
, Planten, Aard- en Mynftoffen, van elkander te
onderfcheiden. In de groote Dieren openbaaren zig
de Kenmerken aan de alleronkundigften door de gewoonte,
doch in de kleinere zyn zy zo blykbaar niet,
en in de Gekorven Diertjes baaren zy zelfs moeielyb-
heid aan den fcherpziendften Waarneemer.’ Hoe noo-
dig ondermffchen is die onderfcheiding, om zig voor
’ t nadeel der Verfcheürende en Vergiftige Dieren te
•hoeden '? In de Boomen en Plantgewaffen is dit
■ allerblykbaarft. Veelen hebben zig onherftelbaar be-
droogen g e zien , doordien zy de Wortelen en Bladen
der Dolle Kervel niet van die van andere Plant-
gewaffen, naar dezelve gelykende, willen te onderfcheiden.
In de Aard- en Mynftoffen is de kennis van dérzel-
ver Kenmerken niet minder noodig. ; Als iemand de
Ingewanden van ’t Aardryk doorwroet, ontmoet hy
niet alleen menigerley Zeldzaamheden , die opmerking
verdienen , maar hy vindt ’er Steenen tot den
Huishouw; Steenkolen en Veen-Aarde tot Vuurfto-
k in g ; K r y t , Le em , Mergel en andere Stoffen tot
veelerley gebruiken. In fommige Bergagtige Landen
leggen de Steenen met verfcheide Bedden, even gelyk
jnen in de Moeraffige Streeken zulke Laagen vindt van
•Aarde, Veen, K le y , Zand en Schulpen: in anderen