Inleiding. Onder de Viervoetige Dieren zyn de Ferfcbeu-
Voorzorg rende zeer fterk van Lighaam, en onder de Vo-
derNatuur , ,, • ,a . ,
regen de te Se!cn zYn ZY de grootften: maar, hoe groot
grootever- ook de verwoedheid der Roofvogelen z v , de
nielingder J
Verfcheu- Natuur , die alles paaien Re lt, heeft wyslyk
ren.e ie' dc byftere verwoeftingeri voorgekomen, die zy
zouden kunnen aanregten, met hun in minder
veelheid te doen gebooren worden, en in kleiner
getal dan de andere Beeften, die geen kwaad be-
dryven, en zelfs hun een korter Leeftyd te verkenen,
dan aan deeze laatften. Ten anderen
zyn de Verfcheurende Dieren in alle Landen
niet even gemeen. Men vindt geen Leeuwen o f
Tygers in de Noordelykc Deelen van Europa,
Voeg ’er b y , dat de Dieren van deezen wree-
den aart zeer gewoonlyk elkander vernielen. De
W o lf vreet Vollen,' en zelfs fchroomen dikwils
verfcheide Wolven, te hoop verzameld zynde,
niet, Beeren aan te randen. De Tygerinnen ver-
fcheuren fom'tyds de Mannetjes Jongen, die zy
voortgebragt hebben.
Liftigheid Schoon ieder Dier een byzonderen Vyand
derP1j,r,fn heeft, die hetzelve Oiii iRiniien zonder oAp houden tra°gt te
Vyand re befchadigen, of Strikken fpant om het te van-
ontwy en. gen. heeft hetzelve nogthans Middelen om zig
daar voor te hoeden, en gebruikt dikwils Lis,
ten, die van een goed gevolg zyrt voor zyn behoud.
pIgnJg Ud,e Vo* De Vogelen ontwyken menigmaal, door hunne
byzondere manier van Vliegen, de woede der
Roofvogelen. Want zo de Duif, by voorbeeld,
op
op de zelfde manier als de Sperwer vloog, zou Inleiding.
zy deszelfs Klaauwen zelden ontkomen kunnen.
D e Haas brengt, door zyn Afpaden, den Hond,
die hem vervolgt, in verlegenheid.
Wanneer de Hoornbeeftcn o f ander tam V e e , in de
die by Troepen weiden in de Berg en Bofchagtige
Landen, verneemen, dat ’er een Beer naby hun is, der Vee.
vergaderen zy zig tot gemeene beveiliging. De
Paarden, zegt men, rangeeren zig Kop tegen Kop,
en vegten al fchoppende met hunne Agterpooten.
De OlTen en Koeijen voegen zig byeen, met het
Agterlyf naar elkander toe, en weeren den Vyand
met de Hoornen af. De Varkens zelfs, wec-
ten zig zo dapperlyk te verdedigen, dat de Beer
veel moeite heeft om een van hunne troep meefter .
te worden. Ook is ’t , in deezen, zeer aanmer-
kelyk, dat alle foorten van Kudden hunne Jongen
in ’t midden plaatfen, tot dat het Gevegt
geëindigd, zy.
Niet minder verwonderlyk is de voorzorg, in de
welke van fommi°g e Beeften tot hunne veilipg -A?aaapredne.n en
beid, geduurende de Nagt, gebruikt wordt.
Wanneer de Paarden troepswyze in de Boflchen
flaapen, is ’er een die de Wagt houdt, en van
de anderen, by beurten, wordt afgeloft. Als
de Aapen, in Brafil, de Nagt in de Boomen
doorbrengen, is ’er altoos een op Schildwagt,
om het Sein te geeven, wanneer eenige Tygers
daar op komen klimmen of klauteren ; en Wee
den Schildwagt, dien zy flaapende vinden, want