444 B e s c h r y t i n g *
I. A fdeel. renoud- Deeze zou derhalve in SJft Jaartyds-
v u . anderhalf Voet hebben moeten groeij en, om
Hoofd- Gp ZyQ vierde Jaar de hoogte te hebben van den
voorgemelde®; ’t welk niet onwaarfchynlyk is,
dewyl men weet dat alle Jonge Beeften fterkfl:
aangroeijen in de eerfte Jaaren. Het ongeboo-
ren Olyphants-Jong, waar van Seba de Af beel-
ding g e e fth a d t degrootte omtrent van een vet
Varken o f van - een gemeft Kalf.
Éigen- • In den gemelden Olyphant van Verfailles zyn,
fchappen «eduurende den tyd, dat hy aldaar in ’s Konings
van dien ° ,.
van Ver- Diergaarde gehouden werdt, vericheide dingen
railles. 0pgemer]jtj die, het geen de Ouden van de Ei-
genfehappen deezer Dieren gefchreeven hebben,
eenigermaate beveiligen. Hy fcheen het, zei-,
den de Oppaffers, te kunnen bemerken, wanneer
men de fpot met hem dreef, en zulks te onthouden,
om zig by gelegenheid daar over te
wreeken. Aan een Man, die hem bedroogen
hadt, door zig aan te Rellen, of hy hem iets
in den Muil-wilden gooijen, gaf hy met zyne
Tromp een flag, die den,Man ter Aarde fmeet
en denzelven twee Ribben in ’t L y f deedt bree-
ken, waar na hy hem met Voeten tradt, een
Been verbryzelde, en , op de Kniejen gaande
leggen, dien,Man de Tanden in den Buik wilde
ileeken; doch dezelven gingen maar in de
Aarde, ter wederzyde van de D y e , die niet ge-
kwetil was. Hy heeft, om de zelfde reden,--
een ander Man tegen een Muur verpletterd.
Een Schilder wilde hem aftekenen in een bui-
r • . . . ,tentengewoon
poftüur, naamelyk, met de TrompI. Afdeel;
opgeheven en den Bek open: ten dien einde
wierp de Knegt van den Schilder, om hem in STuu. 1
die houding te doen blyven, hem Vrugten in de
Keel, en hieldt zig'gemeenlyk maar, of hy zé
»er in werpen wilde-, daar door wierdt de Olyphant
toornig, en, als of hy wift, dat de be-
gèefte van den Schilder de oorzaak ware van
dit Ongemak, ’t welk men aan hem toebragt,
viel h y , in plaats vati den Knegt, op den Meester
aan, en wierp naar denzelven, door zyne
Tromp, een menigte Waters, zo dat het Papier,
op*’t welke de Schilder tekende , geheel
bedorven werdt. Gemeenlyk bediende deezé
Olyphant zig minder van zyne kragt dan van zyne
behendigheid, die Zo groot was, dat hy mei
weinig moeite’ een dubbelden Lederen Riem,
om zyn Been gegefpt, kon lósmaaken, doende
de Tong uit het Leder en het Leder uit de
Gesp; en als men de Gesp, om zulks Voor te
komen, bewonden hadt met een Koordje, dat
met verfcheide Knoopen vall was , maakte hy
’ t zelve los, zonder iets tebreeken. Op zekere
Nagt, Zig1 dus ontflagen hebbende van zyn
Band, brak hy de Poort van zyn Hok zo behendig
open, dat zyn Oppafler daar door niet
wakker wierdt: van daar liep hy in verfcheide
Perken van de Diergaarde, de geflooten Deuren
opbreekende, en ’t Muurwerk zelfs verbry-
zelende, wanneer hy ’er niet door kon. Dus
ging hy in de Hókken van andere Dieren, die
' I .D s e i» 1 Stuk,