I.' Afdeel.
IILHüofdsxuk.
1 I L H O O F D S T U K .
Befchryving van den Sater of Bofch-Menfch,
als ook van de Pygmêen en Troglodyten, de
Nagt - Menfch van Linnseus.
Denkbeel. ^ \N d e r de Ouden is het denkbeeld algemeen
<ien van de geweeft, dat ’er zekere Schepzels waren,
Sater*. die ais een middelfoort uitmaakten tuifchen de
Menfchen en Beeften. Men noemde dezelven
Saters, en de Poëeten, altyd gewoon hunne
' Verhaalen op te fchikken met Herfenfchimmen,
gaven dergelyke Schepzels voor halve Goden
uit, onder den naam van Fauni. Z y befchree-
ven ze als Wangedrogten, die i n ’t bovenlyf
wel de gedaante van een Menfch, doch Hoo-
rens op ’t Hoofd hadden en van onderen naar
Bokken geleeken. De Oudvader Hieronimus
verhaalt, dat zulk een Monfter aan St. Anto-
tiius verfcheen, en dat een dergelyk Schepzel, onder
de Regeering van Konftantyn, levendig te
Alexandrie in Egypte was gezien. Piutar-
chus fchryft, dat aan Sylla een levendige Sater
vereerd werdt, en Diodorus Sicülus dat
de Tyran Dionyfius ’er verfcheidene kreeg,
welke lang Hoofdhair hadden, dat hun tot midden
op den Buik hing.
Befchry- Zo verward als deeze denkbeelden der Ou-
vingderzel«den waren, aangaande de Lighaamsgeftalte van
ï -linius. een Schepzel, dat weezentlyk in de Natuurgevonvonden
wordt; zo naauwkeurig is de Befchry-1. Afdeel.
ving, welke Pliniüs daar van geeft. Hy fchryft, iii.Hooid-
naamelyk; „ dat de Sater een Dier is loevendeSTUK*
„ op de. Bergen van Ooftindie ; kunnende zo
„ wel op vier Voeten loopen, als regt op gaan
„ in Menfchelyke gedaante , doch ruig over ’t
„ gantfche Lighaam: dat het geheel ongema-
„ nierd is , in de Boflchen zyn Schuilplaats
„ zoekt , en de ontmoeting van Menfchen zo
„ veel mogelyk vermydt.” Sommige Rabby-
nen verhaalen zeer belachelyk, dat de Schepper,
toen hy bezig was met deeze Schepzels te
maaken, van den Sabbath overvallen werdt en
ze om die reden onvolkomen had gelaten. De
Poëeten geeven hunne- Saters op als Voorbeelden
van onbefchaamdeonkuifchheid, noemende
dezelven fomtyds de dertele 'Godheden der Bos-
fchen. Zo dat men, omtrent de Woonplaats
cleezer Dieren, enhunne Houding in ’t algemeen;,
een groote Overeenkomft vindt met den hedendaags
bekenden Bofch Menfch der Indiën. Drie
Eilanden, tegenover India, aan de anderezy-
de van de Ganges, zegt Ptolomeus , worden
«door Saters bewoond. Ook is ’er een gebergte
van ^Ethiopië, digt by denArabifchenZeeboezem
, dat Promontorium Satyrorutn, o f Saters-
'Kaap, plagt genoemd te worden.
Voorts hebben de Ouden ook gcfprokcn van DePyg*
een foort van Menfchen,' die men Pygmêén noem*mêen#
de wegens de kleinte van hun Lighaam; gelyk zeker
Volk in Thracie, dat niet grooter wierd dan
1. Debl. i Stuk. drie