Inleiding. De VetwordingderBeeften hangt ook wel van
De Lig. den aart van’t «aamsbe- _ . Voedzel a f, doch allermeeft van
weegingen. de Lighaamsbeweeging. Men bevindt, immers,
dat de zwaare Arbeid, en geduurig loopen of
hard draaven, de Paarden zeer doet vermageren
, terwyl in tegendeel meeft alle Dieren, ge-
lyk de Oilen, door een ftille ruft en gemakke-
lyk leven in grazige Weiden , vët worden,
. doch daar benevens tot den arbeid, o f tot lang
loopen, onbekwaam. De Varkens worden beft
gemeft, wanneer zy in een Hok beflooten zyn
en zig wentelen in Drek en Vuiligheid. Doch
niet alleen heeft dit onderfchcid plaats in de
vergaaring van het Vet, maar zelfs hetVlcefch
van Dieren, die zig fterk beweegen, wordt hard
en droog; de Melk tot het gebruik ondienftig:
*t welk de uitwerking van de wry ving en de Hitte
daar door veroorzaakt, die de vloeibaare deden
naar de Verrotting doet hellen, te kennen geeft.
Ten minften is ’t zeker, dat het Vlugge in de
Vogten daar door meer ontwikkeld wordt, en
dit zal miftchien de reden zyn,dat fommige Schry-
vers het Bloed van Dieren, die na een fterke
Lighaamsbeweeging gedood waren ,, als een
voortreffelykZweetmiddel hebben aangepreezen.
Bepaaling De Geilheid is in fommige Dieren zo blykbaar,
5 ’ dat men niet kan twyfelen o f veelerley beweegingen,
die men in hun befpeurt, hebben een
dergelyke oorzaak , als de Natuurlyke drift
tot voldoening der Vleefchelyke Luften in den
Menfch. Deeze beweegingen, nu, hebben êen
derdergelyke
uitwerking als een zwaare arbeid of Inleiding.
hard loopen: zy verfnellën ‘den Omloop der
Vogten, vermeerderen de wry ving der Vafte
deelen , en brengen een grooter Hitte voort,
die de Vettigheid doet verteëren en uitwaafe-
men. Hierom ziet men de Beeften, loops zyn-
de, gemeenlyk vermageren, en fommigen zelfs
worden onbekwaam tot Voedzel voor den 4
Menfch; gelyk in de Viffchen duidelyk blykt.
Die Klaflè van Dieren fchynt ten opzigt van deeze
Driften allermoeijeiykft te bepaalen, doch
men heeft niettemin ook daar toe een middel uitgevonden,
ft welk dezelven grooter, vetter
en altoos tydig maakt om gegeten te kunnen worden
; naamelyk, zo wel de Mannetjes als de
Wyfjes Viffchen de Zaad-Vaten door of uit te
fnyden (*). In de Offen, die alleen door beroo-
ving der Teeldeelen van de Bullen verfchillen,
hangt de Vetwording, zekerlyk, grootendeels
daar van af. Wie weet niet, dat de Lammeren
en Bokjes gefneeden worden, wanneer men
ze van voorneemen is te Aagten. Aan de Varkens,
die men meften wil, gefchiedt dit ook
altoos.
Niet minder verandering ziet men, in de ge- s^ J * ar‘
fteldheid der Dieren, door.de verwiffeling der
Jaar-Saizoenen ontdaan. De Slagt-Becften zyn
in den Herfft bekwaamer tot Spyze voor den
Menfch, dan in den Zomer, of in ’t Voorjaar;
wan-
■ (%) Zie de Uit"tzs"te [''ethttndcltngw» het X. Deel >
bladz. 389.
I Stuk, F 4 .