’Kh II!
H l
!i F
I .A fdeel. Inwooners der Karaibilche Eilanden, diedeeze
Vi .Hoof d • Pieren Eerbied bewyzen, neemcn ze voor goede
STUK«
Engelen, die hunne Huizen geduurende deNagt
bewaaren, en houden ’t voor Heiligfchennis de-
zelven te dooden.
De Vledermuizen aan de Rivier der Amazoo-
nen zuigen , zo wel als die van Brafil en; van
Ternate , het Bloed uit de Dieren terwyl die
flaapen. Men wil, dat zy zelfs in ’t Bed kruipen,
en de Aderen der Menfchen aan de Bee-
nen openen, ’t Is zeker, dat zy zelfs Paar-?
den, Muilezels en andere groote Beeften aan-
randen , en derhalve als de Plaag der heeteLan-
den van Amerika worden aangemerkt. Dc-Au-
theur der Befehryving van de Rivier der Ama-
zonen meldt, dat het Hoornvee, r’t welk de
Zendelingen op verfcheide plaatfen geplant had:
den, en zig reeds begon te vermenigvuldigen,
door dit Ongediert geheel is uitgeroeid geworden.
Men wil ook, dat zy Hoenderen en ander
klein Vee rooven, Katten‘en Honden dooden
, ja zelfs de Menfchen in ’t aangezigt vliegen
en fomtyds de Neus of een Oor afbyten;
’t welk niet ongeloof baar is, indien men op de
grootte van deeze Dieren agt geeft, en op de
fcherpte hunner Tanden.
Het ontbreekt in fommige deelen van Europa
, inzonderheid in de Bergagtigfte Streeken,
gelyk in de Alpen van Switzerland, ook niet aan
groote Vledermuizen. En die van ons Land,
zelfs de allergemeenfte, kan men niet van de
ververfcheurende
Dieren afzonderen , dewyl zy j. Afdf-ei»
Vleefch, Kaarfen en al wat Vet of Smeerig is, vlhoofo-
zeer gretig en gulzig verflinden, inzonderheidSTÜK*
het Spek , indien het op Zolders o f plaatfen
hangt, daar zy ’er kunnen bykomen.
A l b i n geeft ons de volgende Befehryving van Het L ig -
’t Lighaamsgeftel der Vledermuizen. Z y heb- 5« Vkder-
ben, zegt h y , d e ’ langte van tien of twaalf muizen.
Duimen, en de Vlerken, uitgefpreid zynde, de
breedte van twee Voeten; [doch dat moet een
veel grooter Soort zyn dan gewoonlyk : want onze
gemeene Vledermuis is zelden half zo lang
en breed.] De Kop en Hals zweemen naar die
van een V o s , ten opzigt van de koleur en gedaante
: het overige des Lighaams, zo wel als
de Wieken o f Vlerken, is zwart. In de kleinen
is geen aanmerkelyk verfchil, dan ten opzigt
van de grootte derLighaamsdeelen. Deeze
Dieren hebben eenige overeenkomft met de
Viervoetige, zo ten opzigt van den Kop als
van het L y f : doch, wegens het gebruik hunner
Vlerken, gelyken zy meer naar de Vogelen;
terwyl zy ook, de Haakjes uitgezonderd, die
* aan ’t begin der Vlerken zyn , maar twee Pooien
hebben, ’t Geluid, dat zy maaken heeft iets
van ’t gekweel der Vogelen, en ’t janken der
Viervoetige Dieren. Het maakzel hunner Vlerken
is zeer wonderbaar: want dezelven beftaan
uit eene enkele Huid, en gelyken naar de Poo-
ten van een Watervogel, als aaneen verbonden
zynde door middel van een Vlie s .. De Klaau