t; A fdeel. « gen aan den Mond van de Rivier der Gallioe-
VIII. jj nen j in allen haalt zyn Harpoen was gaan
s t u k . *'* baaien, niet zyne Koorden Lens; dewylhy
55 niet dan kleine Lynen by zig had. Het Yzer
s, des Harpoens was agt o f negen, Duim lang,
33 en hadt , derdhalf Duim van de punt af,
3, een Tong : aan ’t onderfte van den Steel was
,3 een Ring, daar ’t eene end van een Koord
53 of Touw, omtrent een Vinger dik, was aan-
,, geknoopt, hebbende aan ’t andere end een
„ B lo k van wit Hout, daar men de Koord hadt
,, op gewonden. De Neger, met dit Tuig dan
,, wederkomende, en de Zee-Koe nog ziende
33 loggen, naderde dezelve,zo füUetjes als ’t
,3 hem doenlyk was, op dat zy niet wakker
„ worden mogte. Haar onder zyn bereik zien-
,, de, fmeet hy ’er den Harpoen met al zyne
,, kragt in, terwyl een ander Neger het Touw
3, afwondt, werpende eindelyk het Blok in Zee.
3, De Vifch nam, zo dra hy zig getroifen
3? voelde, de vlugt: zy volgden hemmethun-
33 ne Kanoo, .zwemmende, uit al hun vermo-
33 gon3 op het Blok aan, dat zy altyd boven
, , Water konden zien en hun den weg wees.
„ Na verloop van een groot Uur, befpeurden
33 z y , dat het Blok niet meer voortging, en,
3, daar uit befluitende, dat het Dier moede be-
3, gon té worden en wat ruftte , zwommen zy
33 nog fterker voort , om het Blok weer te
33 krygen, dat zy eindelyk bereikten ; maa-
3, kende toen het end van het Touw voor aap
» hup
W Srhuitie vaft. De Harpoenier hieldtzigi. Afdeel»
: “ u Schuitje, on, nog een Harpoente
,, fchieten , indien hy ’er gelegenheid toe vond, STUlu
,, dat zeer dikwils gebeurt; wyzende middeler*
,, wyl met het end van zyne Lens o f Piek aan.
,, den genen, die aan t Roer zat, welken
” koers de Vifch nam, om ’er regt op aan te
„ ftuuren; want met zwemmen was ’t niet meer
te doen. De twee andere Negers gingen op,
H den Bodem van het Schuitje zitten, om het,
in evenwigt te houden, en tot baljaft te
,, verftrekken. Zo dra het Dier beweeging aan
,, het Touw voelde, toog het weder op de
y vlugt, en fleepte de Kanoo fnelier agterzig,
dan een Karos die van zes Paarden, op een
vollen draf, voortgetrokken wordt. Dit
„ hieldt het Dier nog een Uur lang uit. Ein-
„ delyk liep het vaft op een Ondiepte, daar de
„ Negers het verder met Lenfen afmaakten.
„ Het Jong, dat geduurig zyn Moer gevólgd
„ was, bleef by haar: de Negerfchoot’erzyn
„ Harpoen, in: het.werdt aanftonds gevangen
,, en in de Ivanoo gedaan: maar, dewyl de
„ Oude te zwaar en groot was, bonden zy ’er
„ hunne Koord, aan ’t begin van de Staart,
, ftyf om, en maakten ze vaft aan. t ageerend
van de Kanoo, brengende het gevangen
Dier dus aan Land, daar zy het niet zon*
. der hulp wan de andere Negers op ’t drooge
„ haaien konden. ” Vethaal
De Heer d e la Condamine fpreek-t ’e r , mvi,n de ■ ^v Condami*
L D e e i I. Stuk. G g 5 zy^N E .