94 D e E i g e n schappen der D i e r en
Inleiding, zy toe, dat het gemelde Zout, ’t welk in het
Overblyfzel na de Destillatie gevonden wordt,
niet Zuur noch Loogagtig, maar volkomen
Armoniakaal zy van natuur. En deeze Eigen-
fehap hebben de Vogten van de Menfchelyke en
Dierlyke Lighaamen, in den Natuurlyken Staat
en by Gezondheid, in ’t algemeen.
h«™be?' Dc Dieren beweeSen hun Lighaam naar den
weegingen. verfchillenden haat, waar in zy zyn geheld, en
naar de Werktuigen of Ledemaaten, die zy hebben.
Onder de Landdieren loopen de meehen
en zyn daar toe met vier Pooten voorzien, wes-
halven men ze plagt te begrypen onder den al-
gemeenen Naam van Viervoetige Dieren. Van
de genen, die zo wel in ’t Water als op ’t
Land leeven, zyn fommigen lbopende, anderen
kruipende , anderen zwemmende; doch de mee-
he Viervoetige Dieren kunnen ook zwemmen.
Dit laathe is den Viffchen eigen, gelyk het
vliegen de Vogelen. Van de Infekten hebben
veelen een groot getal Pooten", gelyk de Rup-
fen en vooral de Duizendbeen; daar zy zeer
fnel mee loopen: fommigen zyn daarenboven
gewiekt, gelyk de Kapellen, en eenigen kunnen
loopen, zwemmen en vliegen, gelyk de Watertorren.
In dePolypen en andere kleine Waterdiertjes
beipeuit men beweegingen, die by-
na onbegrypelyk zyn, en zeer vlug; hoewel
veelen, gelyk de Planten? aan zeker Voethuk
o f Bed vah zitten, en dus weinig of niet van
plaats veranderen, komende in dit opzigt met
de
in ’t Al g em e e n .
de Moffelen en Oehers overeen. De Wormen en Inleiding.
Slangen fchynen naauwlyks Werktuigen te hebben,
om hun Lighaam voort te doen gaan, doch zy
kunnen niettemin, door de intrekking en uitrekking
van hetzelve, zig zeer gezwind beweegen.
De meehe Dieren hebben de Werktuigen DeZintui-
der Uiterlyke Zinnen zo wel als de Menfch, Dieren.
en in veelen zyn zy van kragtiger uitwerking.
Het fcherp Gezigt van fommige Vogelen; de
fyne Reuk der Honden; ’t Gehoor der Muizen,
Rotten en Katten; de Smaak van ’t V e e , en
wat dies meer is ; moet ons daar van overtuigen.
E°ter kan men niet ontkennen, dat fommigen
H Gezigt , anderen f| Gehoor fchynt te ont-
breeken, inzonderheid onder de kruipende Dieren,
Wormen en Viffchen. Aangaande de Schulp-
dieren is geen reden om te twyfelen, of zy
zyn blind; maar van de doofheid der Viffchen
in ’t algemeen is men niet zo verzekerd (*).
Ook kunnen ’er miffehien Werktuigen der
Zinnen in de kleine Diertjes en in de Infekten
zyn, die zodanig een gebrek vervullen :
gelyk de Sprieten der Kapellen, waar van ’t
gebruik ons even zo onbekend is, als om waf
reden de Natuur de Infekten alleen met zulke
aanzienlyke Lighaamsdeelen verherd hebbe.
Ondertuffchen fchynt het Zintuig van ’t Gevoel
eigen te zyn aan alle levendige Schepzelen.
V er-
(*) Zi? het Vertoog van deHeerGEOFFROt ovtt deWerk*
tuigen ran't Gehoor in de JOrut pende D ter en en eenige Fif*
jchtn: in hetV. Deel der Uitgezogte Verhandelingen.
I. Deel. i Stuk.*