I. Afdeel. Dier zo Menfchelyk; het drukt zyne Driften
l il Hoofd, zo levendig en zo kenbaar uit, dat geen Stomme
zyne Aandoeningen en Begeerten duidelyker
kan te kennen geeven. Deeze Dieren fchynen
inzonderheid van een zeer teder naturel te zyn r
en , om hunne genegenheid te toonen voor de
genen die zy kennen en lief hebben, omhelzen
en kullen zy dezelven met eene minzaamheid,
welke iemand verfteld doet ftaan. Z y
hebben nog eene byzondere beweeging, die
in geen ander Beeft gevonden wordt, tewee-
ten, dat zy gelyk de Kinderen van hlydfqhap o f
fpyt huppelen, wanneer men hun -geeft o f weigert
, ’t geen zy met zeer veel drift begeeren.
Schoon zy zeer groot zyn, want die ik gezien
heb (zegt Pater le Comte) hadden de
hoogte van ten minfte vier Voeten, is hunne,
vlugheid en behendigheid ongeloofbaar. Men
kan ze niet zonder vermaak en verwondering
zien klauteren in het Want der Schepen, daar
zy fomtyds zulke Grappen aanregten, als o f
z y de Konft van tuimelen geleerd hadden, en,,
even gelyk de Koordedanfers, beloond werden
voor ’t pleizier, dat zy ’t Gezelfchap aandoen..
Dan.gaan zy eens aan een Arm hangen, en
balanceeren eenigen tyd, als zonder, erg, om
aan den gang te komen ; vervolgens draaijen
zy eensklaps, met gezwindheid, rondom het.
Touw,. even gelyk een Molen o f Slinger, die.
men in beweeging gebragt heeft: dan eens vatten
zy het Touw, „agtervolgelyk, met. hunne.
• r» Via-
Vingers , die zy zeer lang hebben , en, hunj
'gantfche Lighaam in de Lugt laatende vallen, i]
loopen zy van ’t eene end naar ’t andere, uitS1
alle magt, en komen met gelyke fnclheid te rug.
Daar zyn geen poftuuren die zy niet aannee-
men, noch beweegingen, die zy zig niet geeven
; met hun Lighaam boogswyze te krommen,
rond te maaken en dan ten rollen als een
Kloot;- aan de Handen, Voeten of Tanden, te
gaan hangen, volgens de verfcheidcrley Aape-
ryën , welken hunne zonderlinge verbeelding
hun aan de hand geeft, én dit doen zy op de
allerpotzigfte manier, die men zig verbeelden
kan.
1 Het allerverbaazehdfté m deezen, egter,,is
hunne vlugheid, om van ’t eene Touw op het
andere te fpringen, die dertig en vyftig Voeten
van elkander af zyn. Ook deeden wy z e ,
om ’er nog meer pleizier .van te hebben, fom-
tvds naloopen door v y f of zes Matroozen, aan
dit flag van oefening gewoon en zeer bedice-
ven in ’t beklimmen van het Want. Alsdan
maakten ónze Aapen , om ze te on tv,4 ken,
zulke verbaazende Sprongen, en lieten zig zo
knaphandig langs de Maften en Rees nedergly-
den, dat zy eer fcheenen te vliegen dan te loopen
, en hunne gezwindheid overtrof al t genè
men in andere Dieren z ie t.f Deeze foort van
Aap (voegt hy ’er by) is dé Bofch Menfch of
Orang-Outang der Indiaanen en de Baris van
Kiercmberg. - , •’