B e s c h R'y v i n g
I. Afdeel.
IV .Hoofdstuk.
Zonderlinge
Aape-
Kuuren.
384
„ gen wy een geheele troep Aapcn, van ver-
,, fcheiderley grootte , die allerley kabrioolen
„ maakende zig begaven op het ftuk Lands,
„ daar zy de Rieten, met aile man, uit den
„ Grond begonnen te haaien, en zig 'daar me-
„ de te bekaden. Eénigen namen ’er vier o f
„ v y f fluks , welken zy op eenen Schouder lei-
„ den, gaande daarmede, al huppelende op
„ de Agterpooten, heen; anderen namen ’er
„ een in den Bek, en maakten dus eenmenig-
„ te Potferyën. Toen wy hun bedryf naar
„ genoegen befchouwd hadden, fchooten wy
„ met onze Snaphaanen onder den hoop, en
,, doodden’er vier, waaronder een W y f je was,
„ ’t welk haar jóng op de Rug hadt, dat haar
,, niet verliet, houdende de Moer om den Hals
„ vafl. W y namen het met ons, enhetwierdt
„ het alleraardigffce Diertje, dat men zou kun-
„ nen wenfchen.
„ By gelegenheid van dit kleine Aapje, (ver-
„ volgt Pater Lab at) moet ik een zonderling
„ Avontuur verhaalen, ’t welk Pater Cabasson
„ gebeerd is. Hy hadt dit Diertje opgevoed
„ en het kreeg zulk een genegenheid voor zy-
„ nen Weldoender , dat het hem overal na-
„• volgde. Men moefl het derhalve, zomenig-
„ maal als de Pater te Kerk ging, zorgvuldig
,, opfluiten; want hy maakte het aan geen Ket-
„ ting vafl. Op zekeren, tyd wilde het Geval,
„ dat de Aap, zonder dat men ’t merkte, in
„• de Kerk gefloopcn ware, daar hy zig boven
» op
V A N D E A a p E N . 385
„ op den Predikftoel verborg en fchuil hieldt, % Afdfel.
,, tot dat zyn Meefler begon te preeken: toen iv.Hoofb-
,, ging hy op de kant van het Paviljoen zitten,
„ en de Gebaarden ziende, welken de Priefler
,, maakte, bootfle hy die aanflonds naa, met
„ zodanige Grirnmaffen en Pofluuren, dat ieder*
„ een begon te grimlachen. De Pater, wien
„ de reden van die beweeging onbewufl was,
„ berispte in ’t eerfl zyne Toehoorders met re-
„ delyke gemaatigdheid; maar, ziende dat het
„ lachen toenam , in plaats van te verminde*
„ ren, en in veelen tot Gefchater overfloeg,
„ ontflak hy in een heilige Gramfchap, en be-
„ gon hevig uit te vaaren tegen het weinig
„ Ontzag, dat de Gemeente toonde voor Gods'
„ Woord. By die gelegenheid waren de be-
„ weegingen zyner Armen fterker dan gewoon-
,, lyk, en tevens vermeerderden de Grimmas-
,, fen van den Aap zodanig, dat de gantfche
„ Vergadering zig niet onthouden k on, luid-
„ keels te lachen. Eindelyk wees iemand den
.„•Priefler eens op te zien, wat ’er boven zyn
„ Hoofd gebeurde, en hy hadt zo dra den Aap
„ aldaar niet befpeurd, of hy begon mede har-
„ telyk te lachen , en, dewyl ’er geen Mid-
„ del was om het Dier te vatten, zo verkoos
„ hy zyne Predikatie af te breeken, als zelf niet
„ in flaat zynde om die te vervolgen, noch
„ zyne Gemeente tot een aandagtig Gehoor.
Thans gaa ik tot de.Ontleedkundige Befchry- Omleed-
ving der Aapen over; waar omtrent de Autheu-
1, deei, i siuk, B b ren