LAfdeél. onzc Ontleedkundigen vonden de Huid op veel
VII. plaatfen onregclmaaug gefronfeld , zo dat die
Hoofd- byzonder naar de Schors van oude Eikeboo-
STUK» ' H
men geleek. De Opperhuid was op fommige
plaatfen zo dun als Papier, op anderen wel een
vierde Duims dik. Die dunne Opperhuid kleefde
niet aan de Huid, gelyk in andere Dieren en
den Menfch , maar vras ’er hier en daar losjes
aangehegt met ëenige Vezelen, waar onder zig
de Huid met een, oneindige menigte kleine Heuveltjes,
als Sagryn, «vertoonde. De dikke Opperhuid
is eenigermaate aan de Huid vaftgegroeid
of gedroogd, en fchynt een foort van Huidkwaal
o f Schuift in den Olyphant uit te maaken,
waar aan zy zeer onderhevig zyn en waartegen
de Oppaffers hun de Huid dikwijs met een Spons,
die in Olie gedoopt i s , beftryken. De Laze-
r y , die in de Huid plaats heeft by fommige
Menfchen, voert hierom den naam van Oly-
phants-Ziekte. De Huid van dit Jonge Dier
was niet onkwetsbaar' noch ondoordringelyk voor
fcherp Geweer, en men heeft zelfs befpeurd;,
dat het van ’t fteeken der Vliegen aandoening
had, ’t welk waarfchynlyk gefchiedt‘indegroef-
\ jes der fyne Opperhuid. Z y tragten zig, zegt
men, daar tegen te befchutten door deezè groefjes
met Aarde te vullen. Die van Verfailles
wentelde zig altyd in het Stof, na dat hy zig
gebaad hadt, ’t geen hy zeer dikwilsdeedt, en
men heeft gezien, dat hy Aarde fmeet op zodanige
plaatfen van zyn Lighaam, waar Vliegen
zazaten,
om dezclven weg te jaagen. Gedroogd 1. Afdefx.
-zynde, was de Huid van dit Dier zeer hard en VII.
omtrent een half Duimdik; wordende, als men gruK<
ze in ’t Water kookte, nog de helft dikker:
doch alle moeite, door onze Ontleedkundigen
aangewend, om iets naders in dezelve te ont- ,
dekken, omtrent het Werktuig van ’t Gevoel,
is yfugteloos geweeft. ; ? s
By ’t openen van den Buik vondt men, dat Spieren
de Huid met kleine Vezelen gehcgt was aan g ^ ea
twee zeer breede fterke Spieren, wederzyds één,
d ie , * van het voorfte gedeelte der Ribben en.
het Borftbeen afkomende, in het voorfte van
.de Knie werden ingeplant; zo d a tz y , over het
Schaamheen heen gaande en daar aan gehegt,
behalve den Buik ook het voorfte deel der Dy en
bedekten,. Onder deeze .Spieren, die met het
Vleefchvlies-, dat de Dieren van den Menfch
onderfcheidt, fchynen overeemxe komen, was
een Peesagtig Overtrekzël, zeer hard, en.ftyf
gefpannen over de gewoone Buikl'pieren, die
zeer dik waren , hebbende ieder haar eigen
.Vlies, ,vap gelyke natuur-;} zo, wel. als alle de
andere Spieren des : Lighganis. Het Buikvlies
hadt, op fommige plaatfen,;de dikte van een
half Duim,« doch was vaa een los lamenweef-
z e l ,, en zo Spongieus, dat heti zig door de min-
fte fpanning liet uitrekken. Dit zclfde'is in de
meefte enkele Vliezen van ’t Lighaam deezes Qly-
phants waargenomen. ,
Het Net, dat gewoonlyk de Darmen bedekt, \Gedann-
' i. Dtiii, i Stuk. F f 2 W3S
m
m
m \