Inleiding.Kruipend Gevogelte ( * ) .' En alle Dieren, die
in de Lugt zweeven, begrypende onder den
naam van Vliegende Schepzelen, zo ftrekt dee-
ze benaaming zig ook tot de Kapellen, Muggen,
Torren en andere Infekten, uit. Dit blykt,
om dat de Sprinkhaanen ook geteld worden onder
het Gevogelte .( f) . Eindelyk, alle Diertjes
die in ’t Water huisveften, of alle Gewemel van
levendige Zielen in de Wateren , (gelyk de Heilige
Schrift fpreekt,) ’t zy zwemmende of zig
op een andere manier, veel o f weinig, vlug o f
traag, beweegende, moeten klaarblykelyk on-
derftcld worden te behooren tot de algemeene
Hoofdfoort van Dieren, die men Viflchen o f
Zwemmende Schepzelen noemt. En waarom
zouden de Polypen, ’t zy die van zoet of van
zout Water, ’t zy die op zig zelf of in ge-
gemeenfchap leeven, die in Koraalen enKoraal-
Gewaflen, in Steenen of Schulpen woonen, niet
met immer zo veel regt daar toe gebragt kunnen
worden, als de Oefters en Moffelen, die
zig weinig of niet verplaatzen, en welker be-
weeging voornaamelyk .beftaat in ’t gaapen en
fluiten van hunne Schulp?
Doch on- Deeze Verdeeling egter, hoe eenvoudig en
ro^eene* duidelyk in den eerften opflag voorkomende,
pevoeglyke voldoet geenszins aan het oogmerk van een Be-
Befchi-y- ^hryxeE der Natuurlyke Hiftorie. Immers de
Dieren, in de gemelde Hoofdfoorten, verfchillep
l*) iev/fk/wKap.XI,vs.2Q,2$< (f) Dito v». 22.
zeer
zeer veel van elkander en dikwils meer dan de Inleiding.,
Hoofdfoorten zelf: de onderfcheiding der Viervoetige
en Kruipende, der tamme en wilde Dieren,
is naauwlyks te bepaalen : onder de Honden,
Katten, Offen, Varkens, Schaapen, Paarden,
en byna onder al het Vee, zyn wilde en
tamme: ja Dieren van de zelfde Soort worden
door de gewoonte en opvoeding tam gemaakt.
Sommige Dieren leeven zo wel in ’t Water als
op ’t Land, en maaken als een middelfoort uit,
tufichen de Land- en Waterdieren, weshalve
menze Dieren van beiderley Leven * noemt.
Ook zyn ’er, die zwemmen, loopen en tevens
vliegen kunnen, gelyk veeleiiey Watergevö-
gelte. Hoe oneigen komt de uitdrukking voor,
van Gevogelte dat vier Voeten heeft, om daar
mede te fpringen. De Infekten, die door hunne
veranderingen, huishouding en levenswyze,
grootelyks van de andere Dieren verfchillen,
dienen ook van dezelven afgezonderd te worden.
Dit hebben de oude Natuurbefchryvers reeds Verdeeling
befpeurd. Aristoteles immers, die de eerfte r^
geweefl is, van wien men eeneBefchryving der
Dieren heeft, vondt noodig daar in eene andere
Verdeeling te maaken,-afgeleid van uitwendige
Kentekenen. Hy heeft egter meer de mooglyk-
heid van zulk een Ontwerp aangetoond, dan dat hy
hetzelve töt volkomenheid gebragt zou hebben.
Zyne Algemeene Verdeeling, van het Ryk der
Dieren, was in zodanigen die levendige Jongen
baaren f en die Eijeren leggen-§J behoorende fr/W/wa
‘ 4 . I Stuk. O .