4i 6 B e s c . h h y v ï n q
I» Afdeel. wen Haaken, boven aan de Wieken, die-
V I,H o o fd - nen haar om zig overal, daar zy willen, aan te
stuk. hegten, terwyl zy zig voeden o f ilaapen gaan.
Ontleed * In de Verhandelingen van de Duitfche Na-
Befchry6 tuur-Onderzoekers vind men de Ontleedkundige
ving.j Befchryving van een Wyfjes-Vledermuis, door
den Heer J. d e Muralto (*). De Hairen der
Vledermuizen» zegt h y , zyn van, een middel-
baaren aart tufichen Pluimen en Hoofdhair. De
Wieken zyn kaal, met dubbele Geledingen, zo
dat zy op twee plaatfen kunnen famengevou-
wen worden. Van ’t holle der Hand loopt ne-
derwaards een lang Beentje, dat de Vlerk uit-
fpreidt, met een dubbeld Knietje buigbaar en
. beweeglyk. Daar aan volgt een ander, dat langer
is, tot de punt Van de Vlerk uitgeflxekt,
ook met twee Leden. Het derde en vierde
Beentje zyn, insgelyks, als Vingeren buigbaar.
Boven aan loopt de Vlerk uit in een punt, die
als een Duim met een Nagel is gewapend, en
beweeglyk naar alle kanten. De Opper- en
Onder-Arm zyn door een Scharniergeleding fa-
mengevoegd, op de gewoone manier. De Opper
Arm is enkeld, en komt met het Armbeen
van den gemeenen Muis overeen: de Onder-Arm
dubbeld, hebbende een Groote en Kleine El-
lepyp. De Borft is breed en met Sleutelbeenderen
voorzien: de Buik evenredig, naar ’t Lig-
haam; de Heup breed. De Dy beftaat uit één
Been;
(*) Ej>hm. Nat, Curies, Dec 2. A m . z. Obf. X LYIIT;
Been; de Schenkel uit een Scheen- en Kuit-1. Afdeel*
been. De Spieren van den Voorvoet zyn in de VI.Hoofd-
Vlerken zelf ingeplant, welker Vliezen dubbeldSTÜK*
z yn , op dat tuffchen dezelven de Zenuwen veilig
mogten verfprcid worden, en derhalve worden
, ten deele door de Spieren van den Arm,
van boven, ten deele door die van de Dy ën,
Schenkels en Pooten, ja van de Vingeren zelfs,
de Wieken wederzyds , naar welgevallen van
het Dier, bewoogen. De ronde Staart legt ook
tuflchen die verdubbeling der Vlerken. De
Poot heeft zeven Leden , in zyne zee Vingeren
, waar van de agterfte met een langwerpige
Spoor is gewapend, hebbende een omgekromde
Punt, als een Haak, dien men gebruikt om Hout
uit het Water te haaien. De Borflfpier is in
het Opper-Armbeen aan gehegt en beweegt hetzelve
voorwaards: de Driepuntige plant haar
Pees in den Onder-Arm, dien zy opwaards trekt,
en de Tweehoofdige ftrekt denzelven weder
uit: de Armfpier beweegt denzelven rn ’t ronde.
De Lever legt in den flinker Bovenbuik: de
flinker Nier is laager geplaatil dan de regter.-
De langte der Darmen was een half Elle ,• en
zy hadden overal de zelfde wydte. De Lyf-
moeder was tweehoomig en met een dubbeld
Eijernefl: voorzien. Voor ’t overige verfchilden
de inwendige deden niet van die der Muizen.
Van ouds heeft men het Vleefch en Bloed der in
Vledermuizen als nuttig in de Geneeskunde aan-kunde,
gemerkt. Het Vleefch , behoorlyk toebereid
I, Dksi, i Stuk, D d Zyn